34495 |
een zandbad nemen |
(zich) mullen:
mø̜lǝ (Q111p Klimmen),
hoeieren:
hūi̯ǝrǝ (Q111p Klimmen),
poelen:
pulǝ (Q111p Klimmen)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
get onder de huid hebben:
hae haat get ònger de hoet (Q111p Klimmen),
in geen goed gebloeds zitten:
héé zit neet in en good gebleuds (Q111p Klimmen),
niet in een goed vel zitten:
héé zit neet in en good vèl (Q111p Klimmen),
niet in een goede huid zitten:
héé zit neet in en good hōēt (Q111p Klimmen)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜nt (Q111p Klimmen)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
34400 |
eenmaal geschoren schaap |
jaarling:
jø̜̄rleŋ (Q111p Klimmen)
|
Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
brabander:
brǭbɛndǝr (Q111p Klimmen),
hondsploeg:
hon(t)s[ploeg] (Q111p Klimmen),
reeploeg:
rī[ploeg] (Q111p Klimmen
[(karploeg met los riester - later omgebouwd tot aanaardploeg - synoniem met rulploeg)]
),
rulploeg:
rø̜l[ploeg] (Q111p Klimmen)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
gewoon:
geweun (Q111p Klimmen)
|
zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
barak:
brak (Q111p Klimmen),
een bouwvallige woning
brak (Q111p Klimmen),
barakje:
brèksjke (Q111p Klimmen),
boutique (fr.):
pŏĕtiek (Q111p Klimmen),
groezenhut:
grous = graszode plaggenhut
grouzehut (Q111p Klimmen)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21517 |
eenzaam |
alleen:
allein (Q111p Klimmen)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23709 |
eer aan de vader |
eer aan de vader:
eer aan de vader (Q111p Klimmen),
eer zij de vader:
ere zij de vader (Q111p Klimmen),
ieëre zij d`n vader (Q111p Klimmen)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23654 |
eerherstellende communie |
eerstevrijdagcommunie (<lat.):
ierste vriedag kommunie (Q111p Klimmen),
tot de communie (<lat.) gaan op eerste vrijdag:
tot de kemune gaon op iësje vriedig (Q111p Klimmen)
|
Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|