22738 |
eiertikken |
kippen:
kippe (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
kuppe (Q111p Klimmen)
|
Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] || Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)] || Tikken met eieren, gebruikelijk met Pasen.
III-3-2
|
21780 |
eigendom |
arme haas:
erme hoas (Q111p Klimmen),
eigendom:
eigendom (Q111p Klimmen),
eigendóm (Q111p Klimmen)
|
de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)] || Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
22013 |
eigendomsbewijs van de ring |
eigendomsbewijs:
’t eigendómsbewies (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: eigendomsbewijs van de ring? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
27519 |
eigennamen van de mijnen |
de staat:
dǝr štāt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
domaniale:
domaniāl (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
emma:
emma (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
hendrik:
hendrek (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma]),
hollandse kuil:
hǫlɛntšǝ kul (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
julia:
julia (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale]),
laura:
laura (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
maurits:
maurits (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
oranje-nassau drie:
oranjǝ-nasǫw dri (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
oranje-nassau een:
oranjǝ-nasǫw ęjn (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
oranje-nassau twee:
oranjǝ-nasǫw twiǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma]),
oranje-nassau vier:
oranjǝ-nasǫw vēr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma]),
oranje-nassaumijnen:
(enk)
oranjǝ-nasǫwmīn (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Maurits]),
particuliere kuilen:
partikǝlēr kulǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
staatsmijnen:
štātsme̜jnǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
wilhelmina:
welǝmin (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
In dit lemma komen de namen van mijnen aan de orde. Er zijn twee hoofdgroepen van mijnen t.w. de Nederlands Limburgse groep en de Belgisch Limburgse. Binnen de Nederlandse groep maakt men onderscheid in Staatsmijnen en particuliere mijnen. Wilhelminat de naamgeving betreft valt op dat de Nederlands-Limburgse mijnen eigennamen hebben zoals namen van leden van het Vorstenhuis Oranje, terwijl de Belgisch-Limburgse mijnen voornamelijk aangeduid worden met de naam van de plaats waar een bepaalde mijn ligt. Volgens de informant van Q 113 werd de Staatsmijn Hendrik door Schinvelders "onze kuil" genoemd. De Lauraen Julia werden ook met de term de "Eygelser kuilen" aangeduid. Het woordtype "Evence Coppée" verwijst naar een van de grondleggers van de Kempense mijnindustrie. Bovendien bestond er een Holding Group met die naam. Met "Limburg-Maas" duidt men ook wel de mijn te Eisden aan. De naam is een verwijzing naar de maatschappij die de mijn exploiteerde: S.A. des Charbonnages de Limbourg-Meuse. Alle eigennamen in het woordtype worden voor de uniformiteit met een kleine letter in plaats van een hoofdletter geschreven. [N 95, 2; monogr.]
II-5
|
24478 |
eik |
eik:
ɛi̯k (Q111p Klimmen),
eikenboom:
eikebuim (Q111p Klimmen),
-
eikebouwm (Q111p Klimmen),
kerneik:
lett. kops-eiken
kaer-eike (Q111p Klimmen)
|
eik [RND] || eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
ɛi̯kəls (Q111p Klimmen),
eikelappel:
ɛi̯kəlɛpəl (Q111p Klimmen)
|
eikels [RND]
III-4-3
|
30479 |
eikenwal |
beemd:
bē̜nt (Q111p Klimmen),
greef:
grē̜f (Q111p Klimmen)
|
Stuk grond waarop een boer bandhout kweekt voor eigen gerief. [N F, 53]
II-9
|
27615 |
einde van de dienst |
schicht:
šix (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Emma])
|
Uit de antwoorden blijkt dat men woordtypen als "einde schicht" en "eindsschicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 120; monogr.; N 95, 83]
II-5
|
32734 |
eindvoor in het midden |
voor:
[voor] (Q111p Klimmen)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
21755 |
eis van de aanklager |
eis:
eis (Q111p Klimmen)
|
de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|