28031 |
erlangs werken |
derlangsop gaan:
dǝrlaŋsop gǭ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
langswerken:
laŋswerkǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Een doorgang van 50 cm (Q 15, mijn Maurits) tot 1 meter (Q 121, mijn Wilhelmina) breed langs het koolfront maken. Op de mijn Maurits werd volgens de invuller uit Q 15 tijdens het "erlangswerken" niet ondersteund. Dat werd pas gedaan, wanneer men tot ongeveer 1.20 m had ingekerfd en er een kophout kon worden geplaatst. Successievelijk werd dan over de hele pijler op deze wijze ontkoold, meter voor meter. Elke 5 à 7 meter - dat verschilde van laag tot laag - bevond zich een man die zo werkte. De daaropvolgende dienst begon op zo''n eerste ondersteuning weer in te kerven tot de zogenaamde pandbreedte, ongeveer 2.20 m, en plaatste meter voor meter de definitieve ondersteuning terwijl het kophout weggenomen werd. Uiteraard veranderde deze werkwijze toen de eerste schuifpijlers en later de mechanisatiepijlers in gebruik werden genomen. Toen was het koolfront geheel stijlvrij. In de Belgische mijnen werd tijdens het "erlangswerken" gelijk ook een ondersteuning in de vorm van kophouten geplaatst. Zie de semantische toelichting bij het lemma Doorgang. [N 95, 510; monogr.; N 95A, 11]
II-5
|
18837 |
ernstig |
serieus:
serieus (Q111p Klimmen)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21744 |
ertussenuit knijpen (vgl. wbd) |
deserteren (<fr.):
dizzertere (Q111p Klimmen),
post verlaten:
pos verlaote (Q111p Klimmen)
|
zonder verlof zijn post verlaten [poffen, op de pof gaan, op zijn smoel afkomen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄rt (Q111p Klimmen)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
ranken:
reng (Q111p Klimmen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24729 |
esdoorn |
es:
#NAME?
esj (Q111p Klimmen),
-
esj (Q111p Klimmen),
esdoorn:
-
esjdäör (Q111p Klimmen),
Veldeke
de èsjdäöre (Q111p Klimmen)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)] || gewone esdoorn [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
19390 |
etagère |
etagère:
eetazjaer (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
etagère-tje:
eetazjaer(ke) (Q111p Klimmen)
|
Tafel of kastje om kostbare voorwerpen op uit te stallen (stagère, siertafel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21854 |
etalage |
etalage (<fr.):
de etalaasje (Q111p Klimmen)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
aete (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
éétə (Q111p Klimmen)
|
eten [DC 35 (1963)], [DC 37 (1964)], [RND]
III-2-3
|
19519 |
etensketeltje |
pannetje:
pannetje wel bekend maar niet de naam
pannetje (Q111p Klimmen)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|