17808 |
geven |
geven:
gêve (Q111p Klimmen)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevurmp were (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
gevörmd waere (Q111p Klimmen),
gevörmp waere (Q111p Klimmen),
het vormsel ontvangen:
t vörremsel ontvange (Q111p Klimmen)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwɛs (Q111p Klimmen),
vruchten:
vrø̜xtǝ (Q111p Klimmen)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
21439 |
geweer |
flint:
Van Dale: flint (gew.), 1. keisteen, vuursteen.
flint (Q111p Klimmen),
geweer:
gewaer (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
schietgeweer:
sjeetgewaer (Q111p Klimmen),
spuit:
sjpuit (Q111p Klimmen)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewelf (Q111p Klimmen),
gǝwęlǝf (Q111p Klimmen),
t gewölf (Q111p Klimmen),
t gewöllef (Q111p Klimmen),
verwelf:
verwöllef (Q111p Klimmen)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
gewelfschildering:
gewelfsjildering (Q111p Klimmen),
gewöllefsjildering (Q111p Klimmen),
n gewölfsjildering (Q111p Klimmen),
muurschildering:
moersjildering (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
n moersjildering (Q111p Klimmen)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
geweten:
t geweite (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
ut geweite (Q111p Klimmen)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19264 |
gewillig |
gewillig:
gewillig (Q111p Klimmen)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
špør (Q111p Klimmen),
špøri (Q111p Klimmen)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|