20051 |
goudenregen (laburnum anagyroides med.) |
goudenregen:
Veldeke
gouwe raenge (Q111p Klimmen)
|
Gouden regen (cytisus laburnum). Goudgele bloemen in rijke, hangende trossen. De blaadjes zijn 3-tallig. Op de vlag (dit is het grootste kroonblad) zit een bruin honingmerk. De bloem heeft geen honing, maar wel een vlezige ring met voedsel voor insekten. [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24156 |
goudhaantje |
dennenpiepertje:
etym.aant. sieperen: sie-sie-sie onomatopee
dènnesieperke (Q111p Klimmen),
dennensieperke:
dènnesieperke (Q111p Klimmen),
dennensijsje:
dennesieske (Q111p Klimmen),
goudhaantje:
goudhaentje (Q111p Klimmen),
gouthééntje (Q111p Klimmen)
|
goudhaantje || goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
30652 |
goudoplegger |
oplegger:
ǫplęqǝr (Q111p Klimmen),
verguldkwast:
vǝrgø̜lkwas (Q111p Klimmen)
|
Platte, zeer dunharige kwast. De goudoplegger wordt meestal vervaardigd van eekhoornhaar waarvan één rijtje tussen twee blaadjes dun karton wordt geplakt. De kwast dient voor het opnemen en opbrengen van stukjes bladmetaal. [N 67, 41b]
II-9
|
30676 |
goudroller |
biezenrol:
bi.zǝrǫl (Q111p Klimmen),
biezenrolletje:
bi.zǝrø̜lkǝ (Q111p Klimmen)
|
Werktuigje voor het verwerken van goudrollen. Het bestaat uit twee plaatjes, waartussen de goudrol op een pen wordt gezet. Verder bevindt zich tussen de twee plaatjes nog een houten rolletje, waarop het papierstrookje bij het uitrollen wordt gewonden. Voor het vergulden van gebeeldhouwde lijstjes wordt dit door een borstelrolletje vervangen; de haren van dit rolletje drukken dan het bladgoud in de diepten van het lijstje (Zwiers I, pag. 466). [N 67, 55c]
II-9
|
20071 |
goudsbloem |
goudsbloem:
Veldeke
goudsbloom (Q111p Klimmen)
|
Goudsbloem (calendula officinalis). Grote oranjekleurige bloemen. Bijna alle vruchten zijn sikkelvormig gekromd. Gekweekt, ook in blekere kleuren en vaak verwilderd. Bloeitijd van mei tot november (gauwbloem, goudbloem, dodbloem). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
30674 |
goudsnijmes |
oplegger:
ǫplęqǝr (Q111p Klimmen),
verguldersmes:
vǝrgø̜ldǝšmɛts (Q111p Klimmen)
|
Mes dat dient voor het uitnemen van goudblaadjes uit het boekje met bladgoud en het in de gewenste vorm verdelen ervan op het verguldkussen. [N 67, 55a]
II-9
|
30651 |
goudstoffer |
goudveger:
gǫwt˲vē̜gǝr (Q111p Klimmen),
verguldkwast:
vǝrgø̜lkwas (Q111p Klimmen)
|
Kwast van visotterhaar, gevat in blik met houten steel. De goudstoffer wordt bij het vergulden gebruikt voor het aandrukken van bladmetaal en ook voor het verwijderen van overtollig bladmetaal. [N 67, 41a]
II-9
|
30741 |
goudverf, mixtion |
goudverf:
gǫwt˲vɛrǝf (Q111p Klimmen),
mixtion:
mekšǫn (Q111p Klimmen),
verguldselvernis:
vǝrgø̜lsǝlfǝrnis (Q111p Klimmen)
|
Kleurloze, waterdunne vernis die wordt gebruikt als grondlaag bij het vergulden met bladmetaal. Mixtion wordt meestal gereed voor gebruik geleverd en bestaat uit harde copal, lijnolie, standolie en terpentijnolie (Zwiers II, pag. 88). Eiwit wordt gebruikt bij het vergulden op lijmverf. [N 67, 81b]
II-9
|
24157 |
goudvink |
bloedvink:
bloodvink (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
goudvink (14,5 grijs op de afbeelding is prachtig rood bij de man; zomer en winter vrij schaars; broedt in sparrenbos; worteltjesnest; roep hoog fluitend [pjuuu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21714 |
gouverneur |
gouverneur (<fr.):
goeverneur (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
de officiële vertegenwoordiger van de koningin [koning] in een provincie [commissaris, gouverneur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|