33949 |
haamkussen |
haamkussen:
hāmkø̜sǝ (Q111p Klimmen),
haamkussens:
hāmkø̜sǝs (Q111p Klimmen),
kussens:
kø̜sǝs (Q111p Klimmen),
onderhaam:
oŋǝrhām (Q111p Klimmen),
romp:
romp (Q111p Klimmen)
|
De met stro of paardehaar gevulde binnenbekleding van het haam die voorkomt dat de nek van het paard doorgeschaafd wordt. Zie ook lemma Kussenleder. Daar het twee kussens betreft, zijn veel opgaven in het meervoud. [JG 1a, 1b; N 13, 3; N 36, 15; monogr.]
I-10
|
33953 |
haamoren |
koppen:
kø̜p (Q111p Klimmen),
oren:
ūǝrǝ (Q111p Klimmen)
|
De twee boven de kap uitstekende delen van de haamspanen. [JG 1a; N 13, 9; N 36, 9a]
I-10
|
33956 |
haamslot |
haamslieting:
hāmšlēteŋ (Q111p Klimmen),
slot:
šlǭt (Q111p Klimmen)
|
Slot of scharnier onder aan het haam waarmee de uiteinden van de haamspanen worden vastgemaakt. [JG 1a; N 13, 7]
I-10
|
33948 |
haamspanen |
haamspanen:
hāmšpiǝn (Q111p Klimmen),
hāmšpiǝnǝ (Q111p Klimmen),
spanen:
špiǝnǝ (Q111p Klimmen)
|
De twee doorgaans houten hoofdbestanddelen van het haam die de hals van het paard omsluiten. Ze worden uit elkaar geschoven om het haam op te zetten en vastgemaakt door het haamslot (cf. lemma Haamslot). Op deze haamspanen zijn de trekhaken of trekogen bevestigd (cf. lemma Trekhaken, trekogen) waaraan de strengen worden vastgemaakt. Het meervoud van spaan kan door een uitgang (een letter of lettergreep achter de stam van het woord; -s, -en, -er,...) en/of umlaut (klinkerwijziging) gevormd worden. Voor de volgende plaatsen werden beide mogelijkheden opgegeven, die ook allebei zijn opgenomen: L 271, L 295, P 57, P 58, P 118, P 175, Q 71, Q 101, Q 111, Q 157a, Q 182, Q 204. In het grootste gedeelte van het umlautgebied hebben we te maken met een klankwettige umlaut van Wg â , maar in West-Haspengouw en in het noorden van Nederlands-Limburg gaat het om een analoge umlaut in de meervoudsvorming van woorden met Wg â, zoals bij p‹l ''paal'' - p›l ''palen''. Bovendien zijn, wat betreft de gegevens uit bron JG 1a, 1b, zowel enkelvouds- als de meervoudsvormen opgenomen, om meer gegevens aan te bieden over de meervoudsvorming d.m.v. een uitgang en/of umlaut. [JG 1a, 1b, 2b, 2b, 2c; N 13, 2; N 36, 8; monogr.]
I-10
|
34471 |
haan |
haan:
hān (Q111p Klimmen),
haantje:
hai̯ntjǝ (Q111p Klimmen)
|
Het mannetje van de hoenderen. [N 19, 39; A 39, 3c; A 6, 1a; A 2, 30; L 7, 27; L 14, 19; L 26, 17; L 1a-m; JG 1a, 1b; Wi 13; Wi 17; Gwn 5, 15 add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
34469 |
haan zonder staart |
bolaars:
bolāš (Q111p Klimmen),
bolvot:
bolvot (Q111p Klimmen)
|
[N 19, 62a]
I-12
|
17748 |
haar |
haar:
ho.ər (Q111p Klimmen),
hoar (Q111p Klimmen)
|
haar [DC 01 (1931)] || haar (op het hoofd) [RND]
III-1-1
|
18625 |
haarbandje |
haarbandje:
haorbèndje (Q111p Klimmen)
|
haarbandje, zwart-fluwelen ~ [peel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32890 |
haarblok |
haarblok:
hārblǫk (Q111p Klimmen)
|
Het haarblok is het houten voorwerp waarin het haarspit wordt vastgezet als men het niet in de grond zet. Soms heeft het haarblok een zodanige vorm en omvang dat men er tevens schrijlings op kan zitten; vaak heeft het dan de vorm van een hoefijzer. Bij de mondelinge enquêtes in Belgisch Limburg is aangetekend waar het haarblok is aangetroffen; dit gebied is op kaart 25 aangegeven. Ook buiten dit gebied komen benamingen voor het haarblok voor, zoals uit het lemma blijkt. Zie afbeelding 8. [N 18, 88; JG 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 11, 85, N 15; A 23, 16]
I-3
|
18404 |
haarcrème |
haarvet:
haorvet (Q111p Klimmen),
pommade (fr.):
pommade (Q111p Klimmen)
|
crème die bij de verzorging van het haar gebruikt wordt [pommade] [N 86 (1981)]
III-1-3
|