18371 |
andere damesschoenen |
doorloopschoen:
dôôrlaop-sjoon (Q111p Klimmen),
pumps (eng.):
pump (Q111p Klimmen)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22124 |
andere middelen om een duif binnen te lokken |
met het voeder rammelen:
mit ’t voor rammele (Q111p Klimmen)
|
Kent U nog andere middelen om de duif binnen te lokken? bijv. met graan in doos schudden. Hoe heet dat? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18662 |
andere nachtkleding: nachtsokken |
nachtsokken:
Sokken.
nach-zökke (Q111p Klimmen)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33260 |
andere oude klaversoorten |
luzerneklee:
lǝzɛrn[klee] (Q111p Klimmen),
roermondse klee:
rǝmøŋšǝ [klee] (Q111p Klimmen)
|
In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14]
I-5
|
22712 |
andere spelen met bikkels |
opwerpen:
#NAME?
oͅpweͅrəpə (Q111p Klimmen),
stuiken:
#NAME?
sjtoeke (Q111p Klimmen)
|
Worden (werden) er nog andere spelen met dergelijke beentjes gedaan? [N R (1968)]
III-3-2
|
20656 |
andijvie |
andijve:
andief (Q111p Klimmen),
andieve (Q111p Klimmen),
andijvie:
andieviej (Q111p Klimmen)
|
[DC 69 (1994)]
I-7
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
Veldeke
d’r angel (Q111p Klimmen),
WLD
angel (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
angelusklokje:
t angelusklöksjke (Q111p Klimmen),
bedeklok:
de baeklok (Q111p Klimmen),
kleine klok:
de kleinklok (Q111p Klimmen),
kleinklok (Q111p Klimmen)
|
De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23449 |
angelustorentje |
angelustorentje:
angelestoretje (Q111p Klimmen),
torentje:
täöreke (Q111p Klimmen)
|
Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19312 |
angst |
angst:
angs (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
schrik:
sjrik (Q111p Klimmen),
vrees:
vreis (Q111p Klimmen)
|
angst [SGV (1914)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|