21519 |
handgeld |
handgeld:
’t handgeld (Q111p Klimmen),
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
’t handgeld (Q111p Klimmen)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28156 |
handhamer |
handhamer:
hanthāmǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
vuisthamer:
vūshāmǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 742; monogr.]
II-5
|
30061 |
handhei |
heiblok:
hęjblǫk (Q111p Klimmen)
|
Handgereedschap om palen in de grond te slaan. Het bestaat uit een zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn aangebracht. Zie ook afb. 26. [N 31, 5b; monogr.]
II-9
|
18906 |
handig |
handig:
hendig (Q111p Klimmen)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34566 |
handkar |
handkar:
ha.ntkar (Q111p Klimmen),
stootkar:
štōǝtkar (Q111p Klimmen)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
28211 |
handlamp |
potlamp:
potlamp (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Elektrische handlamp, bestaande uit een pot, waarin een accu is ondergebracht en een kopstuk met een gloeilamp. [N 95, 251; monogr.]
II-5
|
27222 |
handlanger |
handlanger:
hantlęŋǝr (Q111p Klimmen),
hantlɛŋǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
, ... [Emma]
Q111p Klimmen
[(brengt de specie op het werk)]
),
opperknecht:
uǝpǝrknɛx (Q111p Klimmen),
ǫǝpǝrknɛx (Q111p Klimmen)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] || Niet-geschoolde arbeider die in de mijn meehelpt bij o.a. het vervoer. [N 95, 154]
II-5, II-9
|
29922 |
handlangeren |
handlangen:
hantlɛŋǝ (Q111p Klimmen),
opperen:
ǫǝpǝrǝ (Q111p Klimmen)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
26685 |
handmolen |
grutmolen:
grøt[molen] (Q111p Klimmen),
handmolen:
hant[molen] (Q111p Klimmen),
korenmolen:
kǭrǝ[molen] (Q111p Klimmen)
|
Eenvoudige handmolen bestaande uit een koppel molenstenen met kleine spil, zwengel en steenkuip, in sommige gevallen uitgebreid met kaar en maalstoel. De molen werd gebruikt om graan te malen en in voorkomende gevallen ook voor het breken van zaden. De handmolen was in l 159a niet bekend. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N D, 1; N D, 2; JG 1a]
II-3
|
17662 |
handpalm |
handpalm:
de handpaawm (Q111p Klimmen)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|