24480 |
hazelaar |
hazelteer:
hesselder (Q111p Klimmen)
|
hazelstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
hazenoit (Q111p Klimmen)
|
hazelnoot [SGV (1914)]
III-4-3
|
24412 |
hazelworm |
hagedis:
hagedis (Q111p Klimmen)
|
hazelworm: Hoe noemt u de hazelworm, een pootloze hagedis die op de heide leeft en wel wat op een kleine slang lijkt? [N100 (1997)]
III-4-2
|
24320 |
hazenleger |
leger:
Veldeke
e laeger (Q111p Klimmen),
WLD
laeger (Q111p Klimmen),
pot:
WLD
pòt (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19534 |
hecht van een mes |
handhaaf:
hantef (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
steel:
sjteiel (Q111p Klimmen)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
hot en haar:
hot en haar (Q111p Klimmen),
klotsen:
kloetsje (Q111p Klimmen),
op en af:
hae löp op en aaf (Q111p Klimmen),
op en neer:
op en neiər (Q111p Klimmen),
terug en voorwaarts:
hae löppt truk- en vurwats (Q111p Klimmen),
trampelen:
trampelle (Q111p Klimmen),
van hot naar haar:
hae löp van hot nao haar (Q111p Klimmen),
wiebelen:
wiĕbele (Q111p Klimmen),
wiemelen:
wiĕmele (Q111p Klimmen),
zwalken:
zjwalleke (Q111p Klimmen)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21285 |
heer |
heer:
hi.ər (Q111p Klimmen)
|
heer [RND]
III-3-1
|
21151 |
heerbaan |
brede weg:
brei-je wāēg (Q111p Klimmen)
|
een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24607 |
heermoes |
kattestaart:
katǝštart (Q111p Klimmen)
|
Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.]
I-5
|
18015 |
hees, schor |
gaars:
gaasj (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
gaasj zieë (Q111p Klimmen)
|
hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|