34440 |
herdershond |
schepershond:
šīǝpǝšhǫnt (Q111p Klimmen)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschupje:
šiǝpǝršø̜pkǝ (Q111p Klimmen),
šīǝpǝršø̜pkǝ (Q111p Klimmen)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24675 |
herderstasje |
kalebasje:
Veldeke herderstasje
kalbeske (Q111p Klimmen)
|
herderstasje [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21129 |
herenfiets |
herenfiets:
Note: heb het met koppelteken ingevoerd, maar misschien bedoelt invuller het aan elkaar? (is bij dit woord niet duidelijk aangegeven!
enne hiëre-fĭĕts (Q111p Klimmen),
mansluifiets:
enne mansluuj-fĭĕts (Q111p Klimmen),
manslujfiets (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
d⁄r herres (Q111p Klimmen),
herrefs (Q111p Klimmen),
hèrfs (Q111p Klimmen),
najaar:
naojaor (Q111p Klimmen)
|
herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)] || het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25151 |
herfstdraden |
herfstvamen:
herfs-vaem (Q111p Klimmen),
zijden vamen:
ziejje veem (Q111p Klimmen)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24877 |
herik |
alverdrijf:
alvǝrdrīf (Q111p Klimmen),
zemp:
zęmp (Q111p Klimmen)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
nirgelen:
nergǝlǝ (Q111p Klimmen)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hersens:
hersje (Q111p Klimmen)
|
hersenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21713 |
herstemmen |
herstemmen:
hersjtumme (Q111p Klimmen),
oppenieuw stemmen:
obbenuujts stumme (Q111p Klimmen)
|
opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|