18376 |
hoge klomp? |
hoge klomp:
hoeëg klómpe (Q111p Klimmen),
stalklomp:
sjtal-klomp (Q111p Klimmen)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18354 |
hoge of halfhoge hak |
drievierde hak:
3/4 hak (Q111p Klimmen)
|
damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18628 |
hoge pet met opstaand bovenstuk |
hoge zijden pats:
höög ziĕj-je patsj (Q111p Klimmen)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het hoge model {afb} [hoge zeje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
bottĭĕnes (Q111p Klimmen),
hoge rijgschoen:
hoeëg riej-sjoon (Q111p Klimmen),
rijgschoen:
rie-sjoon (Q111p Klimmen)
|
laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] || rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
rekkenschoen:
rècke-sjoon (Q111p Klimmen)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
sneeuwschoen:
sjnieësjoon (Q111p Klimmen)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
opbieden:
opbijje (Q111p Klimmen)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21966 |
hok om te paren |
fokstal:
d’r foksjtal (Q111p Klimmen)
|
een hok speciaal om er te paren en te broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22147 |
hokjes waarin een duivenmand verdeeld is |
hokjes:
de höksjkes (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hokjes waarin de duivenmand verdeeld is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22139 |
hoklijst |
hoklijst:
de hoklies (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|