29822 |
hoop aaneengesmolten stenen |
kamaaien:
kamɛjǝ (Q111p Klimmen)
|
Hoop aaneengesmolten stenen, doorgaans in de buurt van de stookkanalen. Het woord kamaai kan in Q 83 ook predicatief worden gebruikt. [N 98, 168; monogr.]
II-8
|
22673 |
hoorn |
hoorn:
hōͅrə (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Het blaasinstrument zonder ventielen, met een zachte toon [hoorn, waldhoorn]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
hø̜̄rǝ (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
29652 |
hoosvat |
scheptob:
šø̜ptǫp (Q111p Klimmen),
tob:
tǫp (Q111p Klimmen)
|
Vat waarmee men water op de te bereiden klei giet. [N 98, 64]
II-8
|
18841 |
hopen |
hopen:
haope (Q111p Klimmen),
houpe (Q111p Klimmen)
|
een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32926 |
hopen spreiden |
spreiden:
[spreiden] (Q111p Klimmen)
|
Het uiteengooien van de middelgrote soort hopen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hopen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 109]
I-3
|
25136 |
horizon |
einder:
einder (Q111p Klimmen),
hemel:
hiëmel (Q111p Klimmen)
|
horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
poortehout:
pǭrtǝhǫu̯t (Q111p Klimmen)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
18233 |
horloge |
armbandhorloge:
errembandhorlozje (Q111p Klimmen),
armbanduur:
⁄n ermbandoer (Q111p Klimmen),
uur:
ōēr (Q111p Klimmen)
|
horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
paardsvoet:
paesjvoot (Q111p Klimmen)
|
Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|