30553 |
asfaltpapier |
asfaltlaag:
asfaltlǭx (Q111p Klimmen),
pappendek:
papǝdɛk (Q111p Klimmen),
pappendekkel:
papǝdękǝl (Q111p Klimmen)
|
Poreus bordpapier, gedrenkt in asfalt of zware teeroliën. Asfaltpapier wordt gebruikt als isolatiemateriaal tegen vocht maar ook als dakbedekking. 'Lodorite' is een asfaltbitumen juteweefsel dat als afdichtingsmateriaal in stroken wordt verwerkt. [N 31, 36b; N 64, 155b; monogr.]
II-9
|
23780 |
askruisje |
askruisje:
esjkrütske (Q111p Klimmen),
asselekruisje:
essjelekrütske (Q111p Klimmen)
|
Het Askruisje [assekrüske, esjekruuts]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33277 |
asperge |
asperge:
aspɛršǝ (Q111p Klimmen),
spergel:
špɛrgǝl (Q111p Klimmen)
|
Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.]
I-5
|
23603 |
asperges me |
asperges:
asperzjes (Q111p Klimmen),
d`n asperzjes (Q111p Klimmen),
asperges me:
asperges me (Q111p Klimmen),
vidi aquam:
d`n Vidi Aquam (Q111p Klimmen)
|
Het gezang dat voorafgaand aan de hoogmis gezongen wordt onder de besprenkeling met wijwater: "Asperges me...."of "Vidi aquam...."(in de Paastijd). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22084 |
asse |
as:
esj (Q111p Klimmen)
|
asse? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32227 |
asstroppen |
hange(r)nelen:
haŋǝnīǝlǝ (Q111p Klimmen)
|
De metalen beugels die dienen om de metalen karas in het houten asblok vast te houden. Zie ook afb. 195. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de asstroppen. Meestal is het een soort beugel met aan beide einden schroefdraad waarop met twee moeren een sluitstuk wordt vastgezet. Soms bestaan de asstroppen echter ook uit twee ijzeren plaatjes, één boven en één onder het asblok, die worden verbonden door twee bouten waarop twee moeren worden gedraaid (Goossens, pag. 18). [N G, 48b; JG, 1a]
II-12
|
22897 |
aswoensdag |
asgoensdag:
esjgoonsdich (Q111p Klimmen),
asselegoensdag:
essjelegoonsdig (Q111p Klimmen),
ĕsjelegoonsdig (Q111p Klimmen)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)] || Aswoensdag, de eerste dag van de grote vasten [ésjermitwoch, aesjergoonsdiech, esjelegoonsdich]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21904 |
atelier |
werkhuis:
⁄t wirkes (Q111p Klimmen)
|
de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33499 |
augurk |
augurk:
+ WLD
augurk (Q111p Klimmen),
Veldeke
augurk (Q111p Klimmen)
|
Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)]
I-7
|
23401 |
aureool |
gouden krans:
enne gouwe krans (Q111p Klimmen),
gouden kring:
enne gouwe krink (Q111p Klimmen)
|
De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|