26500 |
kaar |
kaar:
kār (Q111p Klimmen)
|
Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.]
II-3
|
24676 |
kaardenbol |
kam:
kamp (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
kaarddistel [SGV (1914)] || kaarddistel (VanDale: gew. ben.vd kaardebol) [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kēͅərts (Q111p Klimmen)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
23595 |
kaarsenaansteker |
kaarsenaanmaker:
keerseaanmaker (Q111p Klimmen)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenbak:
kaertsebak (Q111p Klimmen),
keersebak (Q111p Klimmen),
kaarsenstaander:
dr kaertsesjtender (Q111p Klimmen),
kaertsesjtäônder (Q111p Klimmen)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19422 |
kaarsendomper |
domper:
dumper (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23596 |
kaarsendover |
domper:
d`r dumper (Q111p Klimmen),
der dumper (Q111p Klimmen)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23598 |
kaarsenpit |
pit:
de pit (Q111p Klimmen),
wiek:
de week (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
week (Q111p Klimmen)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22392 |
kaart met prentje |
schildje:
sjildje (Q111p Klimmen)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka:rtə (Q111p Klimmen),
NB opkaarte opkaarten, oetkaarte uitkaarten, aafkaarte, aafgao een kaart weggooien, zich verkaarte de kaart vergooien.
kaarte (Q111p Klimmen)
|
kaarten [RND] || Kaartspelen.
III-3-2
|