33351 |
kalverstal |
kalverstal:
kau̯vǝr[stal] (Q111p Klimmen)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
18725 |
kam |
kam:
kamp (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
wie ich ⁄t wol kémme ging mich der kamp kepot (Q111p Klimmen)
|
kam [SGV (1914)] || Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.]
I-12, III-1-3
|
22729 |
kameel |
kameel:
kamiêl (Q111p Klimmen),
kemiël (Q111p Klimmen)
|
kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)]
III-3-2
|
18564 |
kamerjas |
kamerjas:
kamerjas (Q111p Klimmen),
nachtkleed:
nachkleid (Q111p Klimmen),
slaapjas:
sjlaopjas (Q111p Klimmen)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29778 |
kamers |
kamers:
kāmǝš (Q111p Klimmen)
|
De ruimtes die met behulp van de schuiven in de stookgang worden gecrëerd. De hoeveelheid kamers van een ringoven wordt bepaald door het aantal poorten in de buitenmuur. In de kamers worden de te bakken stenen geplaatst. In Q 83 bevatte één kamer ongeveer 28.000 stenen. [N 98, 128; N 98, 150; monogr.]
II-8
|
22487 |
kamerschieten |
kamers schieten:
de kamere sjete (Q111p Klimmen),
kamerschieten:
kamerschete (Q111p Klimmen)
|
Het gebruik om tijdens het rekken van de processie donderbussen af te schieten [kamere aafsjisse]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
30700 |
kamersteiger |
schraag:
šrāx (Q111p Klimmen),
stellage:
štɛlāš (Q111p Klimmen)
|
Steiger voor werkzaamheden binnenshuis. Zie ook het lemma 'Schraagsteiger'. Het betreft daar een vergelijkbare steiger in gebruik bij de metselaar en de stucadoor. [N 67, 63m]
II-9
|
19453 |
kamerstoel |
kakstoel:
kaksjtool (Q111p Klimmen)
|
Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24509 |
kamille (alg.) |
hemdsknoopje:
-
hummesknöpkes (Q111p Klimmen),
Roomse kamille (Anthemis nobilis L.)
hummesknöpkes (Q111p Klimmen),
Veldeke roomse kamille
hummesknöpkes (Q111p Klimmen)
|
kamille [N 92 (1982)] || roomse kamille [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
Vest.
kammezaol (Q111p Klimmen)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|