28204 |
kolenstof |
kolenstub:
kǭlǝštø̜p (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Grof of fijn stof afkomstig van de kolen. Het komt vrij bij het schieten, boren, het losmaken van kolen en andere werkzaamheden in het ondergrondse gedeelte van de mijn. Omdat het kolenstof overbelasting van de longen kan veroorzaken, wordt het nadelig geacht voor de gezondheid. Het moet daarom zoveel mogelijk bestreden worden. Bij een bepaald percentage vluchtige bestanddelen in het kolenstof is het zeer explosief. [N 95, 769; monogr.]
II-5
|
28123 |
kolenval |
kolenval:
kǭlǝval (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Willem-Sophia])
|
Af- of instorting van kolen. Het gevaar van kolenval is in elke koollaag aanwezig maar het treedt meer op de voorgrond bij dikke lagen en bij goed gelaagde kolen. Door directe kolenval kwamen vaker ongevallen voor. [N 95, 888]
II-5
|
27714 |
kolenvoorraad |
kolenopslag:
koalǝopšlāx (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Voorraad kolen die een mijn opslaat wanneer de produktie hoger is dan de verkoop. [N 95, 33; Vwo 749]
II-5
|
24190 |
kolgans |
gans:
gaws (Q111p Klimmen)
|
kolgans (± 70 witte kol, zwarte borststrepen; vaak tussen andere soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
31412 |
kolomboormachine |
kolomboormachine:
kolǫmbǭrmǝšin (Q111p Klimmen)
|
Stationaire boormachine waarbij de boorhouder beweegbaar op een kolom gemonteerd is. Het werkstuk kan bij deze boormachine in een, vaak in hoogte verstelbare, boortafel worden vastgeklemd. De kolomboormachine wordt vooral voor zwaar en zuiver boorwerk gebruikt. Zie ook afb. 122. Het betreft daar een kolomboormachine die met de hand wordt aangedreven. [N 33, 123]
II-11
|
33026 |
kolven afstropen |
pellen:
pɛlǝ (Q111p Klimmen),
schillen:
šɛlǝ (Q111p Klimmen)
|
De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22]
I-4
|
19615 |
kom |
komp:
komp (Q111p Klimmen)
|
kom [SGV (1914)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komə (Q111p Klimmen),
kŏŏmme (Q111p Klimmen)
|
komen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
komkommere (Q111p Klimmen)
|
I-7
|
18826 |
kommervol (zijn): kommer |
bekommerd:
bekummerd (Q111p Klimmen)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|