28015 |
koolwand |
kolenstoot:
kǭlǝštuǝs (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
De wand van steenkool waartegenover de mijnwerker staat, als hij in de pijler kolen gaat delven. Zie ook de lemmata Pijler en Zijwand. [N 95, 475]
II-5
|
28064 |
koolzaag |
kolenzeeg:
kǭlǝzę̄x (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Een lichte kerfmachine waarmee uit de hand wordt gewerkt. Volgens een invuller uit Q 121 werd de koolzaag met perslucht aangedreven. [N 95, 530; monogr.]
II-5
|
21499 |
kooppenning |
handgeld:
⁄t handgeld (Q111p Klimmen)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21400 |
koopwaar |
waar:
de waar (Q111p Klimmen),
waar (Q111p Klimmen)
|
die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] || waar (goede ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
23216 |
koor |
koor:
koir (Q111p Klimmen)
|
koor [SGV (1914)]
III-3-3
|
23435 |
koorbank |
koorbank:
koeërbank (Q111p Klimmen),
koeërbenk (Q111p Klimmen),
n koeërbank (Q111p Klimmen)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23434 |
koorgestoelte |
koorbanken:
koeërbenk (Q111p Klimmen)
|
Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23541 |
koorhemd |
koorhemd:
`t koeërhumme (Q111p Klimmen),
miskleed:
mèskleet (Q111p Klimmen),
rochet (fr.):
rósjet (Q111p Klimmen),
superplie:
superpliej (Q111p Klimmen)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23540 |
koorkap |
koorkap:
de koeërkap (Q111p Klimmen),
de koërkap (Q111p Klimmen),
koormantel:
koormantel (Q111p Klimmen)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
koeërsjteul (Q111p Klimmen),
koeërsjtool (Q111p Klimmen)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|