e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7824
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bankschroefbekken bekken: bɛkǝ (Klimmen) Het vaste en het beweegbare deel van de bankschroef waartussen het werkstuk wordt vastgeklemd. De beide delen worden door een aantal zegslieden (Q 95, 121c) ook met het enkelvoudige bek aangeduid. Zie ook het Wnt II.1, kol. 1558 sv. bek 4c. [N 33, 207] II-11
bankschroefbus spindelmoer: špendǝlmōr (Klimmen) De metalen bus in het vaste deel van de bankschroef, waarin de bankschroefspil ronddraait. [N 33, 205] II-11
bankschroefsleutel spindel: špendǝl (Klimmen) Een door de kop van de bankschroefspil gestoken metalen staafje dat dient om deze rond te draaien. Op deze wijze kan de bankschroef geopend en gesloten worden. Zie ook afb. 57. [N 33, 206] II-11
barbara-dienst barbara-schicht: barbara-šix (Klimmen [Willem-Sophia]) De dienst vóór de feestdag van St. Barbara op vier december. Op de mijn Willem-Sophia werd dan gezorgd voor een flinke produktie (Loontjens pag. 30). [monogr.] II-5
barbeel berp: Veldeke  berb (Klimmen), WLD  bérreb (Klimmen) Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)] III-4-2
barensweeën ween: weeje (Klimmen) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
baret baret (<fr.): baret (Klimmen), barèt (Klimmen), flat: Spottend.  flat (Klimmen) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barmsijs barmpje: bèrmke (Klimmen), barmsijsje: bèrmsies(ke) (Klimmen) sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)] III-4-1
barrevoets barrevoets: berreves (Klimmen), op blote voeten: up blu.ətə vø:t (Klimmen) barrevoets [SGV (1914)] || blootvoets [RND] III-1-3
bascule bascule: basküll (Klimmen), wegen  beskŭŭl (Klimmen) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1