23681 |
octaaf add. |
sacramentsoctaaf (<fr.):
sakkerments-oktaaf (Q111p Klimmen)
|
Een sacramentenweek (iedere dag wordt een ander sacrament behandeld en daarbij passende geestelijke oefeningen gehouden]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
kant:
d⁄r kant (Q111p Klimmen),
kant (Q111p Klimmen),
oever:
oover (Q111p Klimmen)
|
oever [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24219 |
oeverzwaluw |
steenzwalber:
sjteinzwalber (Q111p Klimmen)
|
overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
de offerande (Q111p Klimmen),
offerande (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
offertorium (lat.):
offertorium (Q111p Klimmen)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (Q111p Klimmen),
offerstok:
offersjtok (Q111p Klimmen),
offersjtòk (Q111p Klimmen)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offergang:
d`r offergank (Q111p Klimmen),
offergank (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
t offergeld (Q111p Klimmen)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22138 |
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben |
vergunning:
de vergunning (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
amelang:
amelank (Q111p Klimmen),
moment:
moment (Q111p Klimmen),
ogenblik:
ougeblik (Q111p Klimmen),
ogenblikje:
augebliksjke (Q111p Klimmen),
poosje:
e pueske (Q111p Klimmen),
wijltje:
wielke (Q111p Klimmen)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
27863 |
ohmmeter |
ohmmeter:
ohmmeter (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Apparaat voor het doormeten van schietleidingen. [N 95, 408; monogr.]
II-5
|