17916 |
omarmen |
ompakken:
ómpakke (Q111p Klimmen)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
27781 |
ombraak |
omloop:
omlǫwp (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale])
|
Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.]
II-5
|
23455 |
omgang van de toren |
omgang:
dr omgank van dr taore (Q111p Klimmen)
|
De omgang, de trans van de toren. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33664 |
omheinde wei |
afgemaakte wei:
āfgǝmaqdǝ węi̯ (Q111p Klimmen),
wei met een hek om:
węi̯ mɛt ǝn hęq om (Q111p Klimmen)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
33745 |
omheinen |
balie zetten:
baj zɛtǝ (Q111p Klimmen),
heg zetten:
hęq zɛtǝ (Q111p Klimmen),
toemaken:
tumākǝ (Q111p Klimmen),
tuinen:
tȳnǝ (Q111p Klimmen),
tūnǝ (Q111p Klimmen)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūn (Q111p Klimmen)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
kerkhofheg:
kirrekefhégk (Q111p Klimmen),
kerkhofmuur:
kirkhufmoer (Q111p Klimmen),
kirrekefmoer (Q111p Klimmen),
kerkhofsmuur:
de kirkefsmoer (Q111p Klimmen),
kerkhoftuin:
WNT: tuin, I. Datgene wat tot af- of omperking dient.
kirrekeftoen (Q111p Klimmen)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
hangstetsel:
haŋštɛtsǝl (Q111p Klimmen)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|
33736 |
omheining van opstaande latjes |
latwerk:
latwerk (Q111p Klimmen)
|
Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.]
I-8
|
33734 |
omheining van takken |
tuinwerk:
tȳnwɛrk (Q111p Klimmen)
|
Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.]
I-8
|