e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omarmen ompakken: ómpakke (Klimmen) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
ombraak omloop: omlǫwp (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]) Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.] II-5
omgang van de toren omgang: dr omgank van dr taore (Klimmen) De omgang, de trans van de toren. [N 96A (1989)] III-3-3
omheinde wei afgemaakte wei: āfgǝmaqdǝ węi̯ (Klimmen), wei met een hek om: węi̯ mɛt ǝn hęq om (Klimmen) Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.] I-8
omheinen balie zetten: baj zɛtǝ (Klimmen), heg zetten: hęq zɛtǝ (Klimmen), toemaken: tumākǝ (Klimmen), tuinen: tȳnǝ (Klimmen), tūnǝ (Klimmen) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining tuin: tūn (Klimmen) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omheining van het kerkhof kerkhofheg: kirrekefhégk (Klimmen), kerkhofmuur: kirkhufmoer (Klimmen), kirrekefmoer (Klimmen), kerkhofsmuur: de kirkefsmoer (Klimmen), kerkhoftuin: WNT: tuin, I. Datgene wat tot af- of omperking dient.  kirrekeftoen (Klimmen) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omheining van ijzeren spijlen hangstetsel: haŋštɛtsǝl (Klimmen) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes latwerk: latwerk (Klimmen) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van takken tuinwerk: tȳnwɛrk (Klimmen) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8