e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onnozel persoon dom graf: ⁄nen dòmgraof (Klimmen), ezel: ⁄nen aezel (Klimmen), onnozele hals: ⁄nen ónnuezelen haws (Klimmen), uilskuiken: uulskuke (Klimmen), ⁄n uulskuke (Klimmen) een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || uilskuiken [SGV (1914)] III-1-4
onnozele-kinderendag allerkinderendag: Allerkingerdaag (Klimmen), onnozele-kinderen: onneuzel kinger (Klimmen), onneuzel kinjer (Klimmen), onnêûzel kinger (Klimmen) 28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)] || Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)] III-3-2
onpaar omp: oomp (Klimmen), ooɛ̄mp (Klimmen), onpaar: oompaar (Klimmen), ooɛ̄mpaar (Klimmen) onpaar [SGV (1914)] III-3-2
onregelmatig gesponnen draad vetsel: vɛtzǝl (Klimmen) Het onregelmatig spinnen van garen veroorzaakte vaak knopen of verdikkingen. Men kreeg dan garen van de minste kwaliteit. [N 34, C6] II-7
onregelmatig spinnen hoddelswerk maken: hodǝlswęrk mākǝ (Klimmen), vetselen: vɛtzǝlǝ (Klimmen) Met oneffenheden of ongelijk spinnen. [N 34, C3] II-7
onrijp grazig: ± WLD  grazig (Klimmen), groen: greu∂n fruit ête (Klimmen), #NAME?  greun (Klimmen), Veldeke  greun (Klimmen), knats: ± WLD  knatsj (Klimmen), onrijp: ± WLD  onrīēp (Klimmen) fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] III-2-3
onrijp, onvolgroeid grazig: ± WLD  grazig (Klimmen), groen: greun (Klimmen), + WLD  greun (Klimmen), Veldeke  greun (Klimmen), knatsj: ± WLD  knatsj (Klimmen), onrijp: ± WLD  onrīēp (Klimmen) Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || onrijp [SGV (1914)] I-7
onrustig persoon onrust: ⁄nen ónras (Klimmen) een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)] III-1-4
onschuldig onschuldig: ónsjöldig (Klimmen) zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)] III-1-4
onstuimig niet te bndigen (du.): neet te bendige (Klimmen) moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)] III-1-4