19443 |
pannenlap |
handdoek:
vaatdoek
handdoek (Q111p Klimmen)
|
lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30474 |
pannenstrijker |
pannenstrijker:
panǝštrīkǝr (Q111p Klimmen),
pannenvoeger:
panǝvōgǝr (Q111p Klimmen),
stootvoeger:
štōǝt˲vōgǝr (Q111p Klimmen)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
pannenknipper:
panǝknepǝr (Q111p Klimmen),
pannentang:
panǝtaŋ (Q111p Klimmen)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
slob:
sjloebbe (Q111p Klimmen)
|
Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
brij:
brīē (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
pap:
pap (Q111p Klimmen),
pàp (Q111p Klimmen),
Syst. WBD
pàp (Q111p Klimmen)
|
brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || pap [DC 35 (1963)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21954 |
pap (kropmelk) |
pap:
de pap (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder: de pap of kropmelk waarmee de jongen eerst gevoed worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30762 |
papborstel |
handborstel:
hant˱bøštǝl (Q111p Klimmen),
papkwast:
papkwas (Q111p Klimmen),
witkwast:
wetkwas (Q111p Klimmen)
|
De borstel waarmee men het plaksel op het behang en de muren smeert. Vaak wordt als papborstel een blokwitter of een handveger gebruikt. [N 67, 94b]
II-9
|
21126 |
papier |
papier:
papier (Q111p Klimmen)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
parradies (Q111p Klimmen),
parredies (Q111p Klimmen),
t paradies (Q111p Klimmen),
ur paradies (Q111p Klimmen)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
perreplüj (Q111p Klimmen),
pérreplŭŭj (Q111p Klimmen)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|