23296 |
pater |
pater (lat.):
`ne pater (Q111p Klimmen),
eine pater (Q111p Klimmen),
enne pater (Q111p Klimmen),
pa:tər (Q111p Klimmen)
|
Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] || pater [RND]
III-3-3
|
24096 |
pater van de heilige geest |
paters van de heilige geest:
patesj van der hèllige geis (Q111p Klimmen),
witte paters:
de witte paters (Q111p Klimmen)
|
De Paters van de H. Geest [Frânse paaters]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23929 |
patriarch |
aartsvader:
`ne aartsvader (Q111p Klimmen),
aartsvader (Q111p Klimmen),
eine aartsvader (Q111p Klimmen),
patriarch:
`ne patriarch (Q111p Klimmen),
patriarch (Q111p Klimmen)
|
Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
petries (Q111p Klimmen),
veldhen:
vèldhin (Q111p Klimmen)
|
patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroon (<fr.):
patroen (Q111p Klimmen),
patroonder:
?
d`r petruender (Q111p Klimmen)
|
Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23285 |
paus |
paus:
der paaws van roëme (Q111p Klimmen),
der paus va rome (Q111p Klimmen),
dr paws va roeëme (Q111p Klimmen),
paws (Q111p Klimmen)
|
De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] || paus [SGV (1914)]
III-3-3
|
30752 |
pausdot |
dot:
dǫt (Q111p Klimmen)
|
Een tot een propje gebonden lapje van poreuze stof, gevuld met fijn houtskool of krijtwit, dat gebruikt wordt bij het doorstuiven van paustekeningen. [N 67, 86e]
II-9
|
24060 |
pauselijke zegen |
pauselijke zegen:
der paawselikke zaege (Q111p Klimmen),
der pauselijke zege kriege (Q111p Klimmen),
pauselijke zengen:
dr pauselige zèènge (Q111p Klimmen)
|
De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30748 |
pausen |
doorpausen:
dørǝxpǫwzǝ (Q111p Klimmen),
prikwerk:
prekwęrǝk (Q111p Klimmen)
|
Het door middel van doorstuiven reproduceren van een tekening. De tekening wordt daartoe eerst met behulp van een naald of een prikradje langs de lijnen van gaatjes voorzien. Vervolgens wordt de afbeelding met behulp van de pausdot en fijne houtskool of krijtwit op het vlak overgebracht. [N 67, 86a]
II-9
|
30750 |
pausnaald |
priknaald:
preknǭlt (Q111p Klimmen)
|
Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c]
II-9
|