27630 |
penningencontrole |
markencontrole:
markǝkontrǫlǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het controleren van de penningen. Aan de hand van de controle kon worden vastgesteld welke mijnwerkers niet naar hun werk waren gekomen, maar ook of er bij het einde van de dienst mijnwerkers ondergronds waren achtergebleven. De invuller uit Q 3 merkt daarbij op dat in de mijnen in Winterslag en Waterschei de controle van de penningen door de "médailleur" zowel in de "médaillerie", de "lampisterie" als in de "beur" geschiedde. Uit de opgaven uit Q 111 , Q 112a, Q 117a en Q 121 blijkt verder dat de penningcontrole in de mijnen Oranje-Nassau I-IV, Laura, Julia en Domaniale gebeurde in de "penningboede" en de "markenboede" (zie het lemma Penningenlokaal). [N 95, 44; monogr.; N 95, 125; N 95, 47]
II-5
|
27633 |
penningencontroleur, penningenontvanger |
markencontroleur:
markǝkontrolø̄r (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
penningenkerel:
pɛneŋǝkē̜l (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Maurits])
|
De man die de penningen innam voor controle. [N 95, 47; N 95, 44; N 95, 125; monogr.]
II-5
|
28255 |
penningenjongen |
markenjong:
markǝjoŋ (Q111p Klimmen [Maurits])
|
Jongen die de penningen met de nummers van de ondergrondse kolenposten van de volle wagens verwijderde, ze op postnummer sorteerde en op het bedrijfsbureau oplas, waar ze genoteerd werden voor het bijhouden van de geproduceerde hoeveelheden. [monogr.]
II-5
|
27634 |
penningenkist |
penningenkist:
pɛneŋǝkes (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De kist waarin de penningontvanger ondergrondsde penningen deponeerde, wanneer hij die aan het begin van de dienst van de mijnwerkers had ontvangen. Met behulp van deze kist werden de penningen in de Domaniale mijn daarna naar boven gebracht, waar ze door de controle werden geadministreerd (Lochtman pag. 52). [N 95, 49]
II-5
|
27626 |
penningenlokaal |
markenboede:
markǝbūt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
nommerboede:
nomǝrbǫwt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
penningcontrole:
pɛneŋkǫntrǫl (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Wilhelmina])
|
Lokaal waar men de dienstpenningen uitdeelde. Uit de woordtypen "portier" en "portiersloge" blijkt dat dat uitdelen ook door de portier kon gebeuren. De informant van Q 111 vermeldt dat de term "markenboede" vroeger werd gebruikt. [N 95, 5; monogr.]
II-5
|
33717 |
penwortel van een den |
peel:
pēl (Q111p Klimmen),
peelwortel:
pēlwǫrtǝl (Q111p Klimmen)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
20842 |
peper |
peper:
peaper (Q111p Klimmen)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
33564 |
perenboom |
perenboom:
paereboum (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen)
|
I-7
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheilige (Q111p Klimmen)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31415 |
persdrilboor |
persdril:
pē̜š˱drel (Q111p Klimmen)
|
Stalen boor die met een ijzeren hefboom rondgedraaid wordt en tegelijkertijd van boven neergedrukt wordt door een schroef, die men verder aandraait naarmate het boorijzer zich dieper in het metaal heeft gewerkt. Het gereedschap wordt bij Vuylsteke (pag. 110) persdril genoemd. Het betreft hier een zeer oud werktuig dat bij diverse zegslieden niet meer bekend was. [N 33, 140]
II-11
|