17670 |
pink |
eenjarig:
ɛi̯jǭrex (Q111p Klimmen),
kleine vinger:
kleine vinger (Q111p Klimmen),
pink:
peŋk (Q111p Klimmen)
|
Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-1
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
peŋkstǝrblom (Q111p Klimmen)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.]
I-5
|
23287 |
pinksteren |
pinkstdag:
Pinksdaag (Q111p Klimmen),
pinksten:
Pinkste (Q111p Klimmen),
pinksteren:
Pinkstere (Q111p Klimmen)
|
Pinksteren [SGV (1914)] || Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pelen:
peele (Q111p Klimmen),
pikstekken:
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
piksjtekke ? (Q111p Klimmen)
|
pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)]
III-3-2
|
25253 |
pint, maat van 0,5 liter |
halve liter:
⁄nen hawve liter (Q111p Klimmen),
pint:
1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.
pint (Q111p Klimmen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,5 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)] || de maat die een inhoud aangeeft van 0,6 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24364 |
pissebed |
zeevarken:
WLD
zîê-verreke (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
28226 |
pit |
wiek:
wēk (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De lampepit van de veiligheidslamp. [N 95, 249; N 95, 243; monogr.]
II-5
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
kêr (Q111p Klimmen),
± WLD
kaer (Q111p Klimmen),
knoop:
Veldeke
d’r knoep (Q111p Klimmen),
Veldeke mv.
knüp (Q111p Klimmen),
pit:
+ WLD
pit (Q111p Klimmen)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kɛr (Q111p Klimmen)
|
[RND 08]
I-7
|
29675 |
plaan |
plaan:
plām (Q111p Klimmen),
strijkstek:
štrī̄kštę ̞k (Q111p Klimmen)
|
Houten strijktoestel waarmee men de overtollige klei verwijderde en de vormbak dichtstreek en effen maakte. Zie afb. 21. [N 98, 78]
II-8
|