e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prikradje radeerraadje: radērrē̜tjǝ (Klimmen) Stalen wieltje met punten, draaibaar in een handvat bevestigd, waarmee men gaatjes in een paustekening maakt. Zie afb. 101. [N 67, 86d] II-9
priktol ijsdok: iesdogk (Klimmen), iesdok (Klimmen) Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
proberen proberen: prebeere (Klimmen), probére (Klimmen) een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] || proberen: Als hij kans ziet zal hij - je te bedriegen [DC 35 (1963)] III-1-4
proces proces (<lat.): perses (Klimmen), zitting: zitting (Klimmen) de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)] III-3-1
proces-verbaal proces (<fr./lat.): perses (Klimmen), proces-verbaal: persesverbaal (Klimmen) het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)] III-3-1
processie bronk: bronk (Klimmen), brŏŏnk (Klimmen), brònk (Klimmen), processie (<lat.): processe (Klimmen) De processie [bronk, persessie, protsessioën]. [N 96C (1989)] || processie [SGV (1914)] III-3-3
processie door het veld bedeweg: beejweeg (Klimmen), heilige: heilige (Klimmen) Een processie door het veld, bedeweg, bidweg. [N 96C (1989)] III-3-3
processiepaaltjes bronkpalen: bronkpeul (Klimmen), de brònkpäöl (Klimmen) De paaltjes die de route aangeven waarlangs de processie trekt [bronkpäöl]. [N 96C (1989)] III-3-3
processiepaaltjes in de grond slaan bronkpalen zetten: bronkpeul zette (Klimmen), bronkpUaUol zètte (Klimmen) Processiepaaltjes in de grond slaan [pöälchere zetse]. [N 96C (1989)] III-3-3
processiestrooisel bronk strooien (ww.): bronk streuje (Klimmen), strooisel: sjtruitsel (Klimmen) Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)] III-3-3