23861 |
processievaantjes |
bronkvaantjes:
bronk veentjes (Q111p Klimmen),
de brònkvaentjes (Q111p Klimmen)
|
De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28011 |
produktiegereed |
vordergereed:
vø̜rdǝrgǝrēt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Gezegd van een pijler die gereed is om in produktie gebracht te worden. [N 95, 198]
II-5
|
17742 |
proeven |
keuren:
kaore (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
käörə (Q111p Klimmen),
proeven:
preuve (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
prēūvə (Q111p Klimmen)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
23930 |
profeet |
profeet:
`ne profieët (Q111p Klimmen),
preffiët (Q111p Klimmen),
proffiët (Q111p Klimmen),
unne profeèt (Q111p Klimmen)
|
Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30124 |
profielbalken |
balken:
bɛlǝk (Q111p Klimmen),
ijzeren balken:
īzǝrǝ bɛlǝk (Q111p Klimmen)
|
IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.]
II-9
|
30065 |
profielen |
profielen:
profilǝ (Q111p Klimmen)
|
Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.]
II-9
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profetére (Q111p Klimmen)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27588 |
promotie maken |
bevorderd werden:
bǝvø̜rdǝrt wē̜rǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
In rang bevorderd worden of meer loon krijgen. [N 95, 1003]
II-5
|
18221 |
pronken |
pronken:
pronke (Q111p Klimmen),
stensen:
[vgl. WNT: stensen, dwingen, pruilen]
sjténse (Q111p Klimmen)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
hoedenveer:
hoote-vêêr (Q111p Klimmen),
jagersveer:
jaegesj-vêêr (Q111p Klimmen),
veer:
vaer op d`r hood (Q111p Klimmen),
véér (Q111p Klimmen)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|