23812 |
sacramentsdag |
sacramentsdag:
Sacramentsdaag (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23425 |
sacramentshuisje |
sacramentshuisje:
sakkermentshuuske (Q111p Klimmen)
|
Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23288 |
sacramentsprocessie |
grote bronk:
grote bronk (Q111p Klimmen),
sacramentsprocessie (<lat.):
de Sacramentsprocessie (Q111p Klimmen)
|
De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23680 |
sacramentsweek |
sacramentsweek:
sakramentsweek (Q111p Klimmen)
|
Een sacramentenweek (iedere dag wordt een ander sacrament behandeld en daarbij passende geestelijke oefeningen gehouden]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23321 |
sacristie |
gerfkamer:
#NAME?
gerrefkamer (Q111p Klimmen),
sacristie:
de sacristie (Q111p Klimmen),
sacristie (Q111p Klimmen),
sakkersjtiej (Q111p Klimmen)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31519 |
salmiaksteen |
jodenknook:
jydǝknǭk (Q111p Klimmen
[(aluinsteen)]
)
|
Het blok salmiak waarlangs men vroeger de koperen bout streek, alvorens er soldeersel op aan te brengen. Salmiak of ammoniumchloride is een kleurloos zout, gevormd uit ammonia en zoutzuur. Het kan ook worden gebruikt om vuile soldeerbouten te reinigen. In Q 121 werd de soldeerbout schoongemaakt door hem even in afgelaten soldeerwater te houden. Dit was gemaakt uit zoutzuur waarin een stukje zink was opgelost. In L 321 werd met een kaars langs de soldeerbout gestreken, voordat het soldeersel erop werd aangebracht. [N 33, 201; N 64, 27d]
II-11
|
21571 |
salueren |
groeten:
groete va soldaote ? (Q111p Klimmen),
salueren (<fr.):
saluwere (Q111p Klimmen)
|
groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
heulen:
häöle (Q111p Klimmen)
|
samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22034 |
samentrekken van de vleugels |
intrekken:
intrèkke (Q111p Klimmen)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het samentrekken van de vleugels bij het vallen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
d`r sanctus (Q111p Klimmen),
der sanktus (Q111p Klimmen),
sanktus (Q111p Klimmen)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|