25096 |
aanrijgen |
rijgen:
rie-je (Q111p Klimmen)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18887 |
aanstaan |
aangegeven:
āgǝgē̜vǝ (Q111p Klimmen),
bevallen:
bevalle (Q111p Klimmen),
goed aanstaan:
gōt˱ ānštǭ (Q111p Klimmen),
zuiver aanstaan:
zȳvǝr ānštǭ (Q111p Klimmen)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] || Gezegd van de hoeken van een bouwwerk, wanneer deze na het uitmeten definitief vastgesteld zijn. In Q 83 werd de term 'aanstaan' in een iets andere betekenis gebruikt. Zodra de muren van een huis in aanbouw een eerste maal gemetseld waren en het grondplan zodoende vastlag, werden de uitzetplanken verwijderd. Men zei dan dat het huis 'aanstond'. [N 31, 10a; monogr.]
II-9, III-1-4
|
28227 |
aansteker |
klitser:
klitšǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Inrichting voor het ontsteken van een veiligheidslamp. Al naar gelang het fabrikaat van de lamp, worden verschillende soorten aanstekers toegepast. Bij de veiligheidslamp van Wolf bijvoorbeeld wordt een systeem gebruikt waarbij van fosfor voorziene stroken tot ontbranding worden gebracht. Andere lampen werken met vuursteentjes die door middel van een aan de onderzijde van de lamp aangebrachte draaiknop vonken voortbrengen (Heise/Herbst pag. 122-123). [N 95, 246; monogr.]
II-5
|
21773 |
aansteller |
aansteller:
aansteller (Q111p Klimmen),
muiljan:
slecht leesbaar
moeljam (Q111p Klimmen)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
34148 |
aanstieren |
winnen:
wenǝ (Q111p Klimmen)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
23968 |
aanstoot |
aanstoot:
aasjtuet (Q111p Klimmen),
erger:
erger (Q111p Klimmen),
ergernis:
dat geuf erregernis (Q111p Klimmen)
|
Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23969 |
aanstoot add. |
ergeren:
erregere (Q111p Klimmen)
|
Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29725 |
aanstoten |
aanstoten:
ānštuǝtǝ (Q111p Klimmen),
kloppen:
klǫpǝ (Q111p Klimmen)
|
De rijen stenen op de droogplaats rechter maken door met de vorm zachtjes tegen de uitstekende stenen te stoten. [N 98, 79]
II-8
|
30726 |
aantrekken |
aandrogen:
āndryǝgǝ (Q111p Klimmen),
gauw opdrogen:
gǫw ǫp˱dryǝgǝ (Q111p Klimmen),
indrogen:
edryǝgǝ (Q111p Klimmen)
|
Gezegd van verf of vernis die na het opstrijken droog en vast wordt. [N 67, 74a]
II-9
|
28378 |
aanvoerband |
toevoerband:
tuvø̄rbant (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Willem-Sophia])
|
Bandtransporteur voor de aanvoer van materialen. Het woordtype "h.t." (L 265, Q 33 ) is een afkorting voor houttoevoer(band). [N 95, 636]
II-5
|