31232 |
blaasbalgtrekker |
trekketting:
trękkęteŋ (Q111p Klimmen)
|
De ketting waarmee de smidsblaasbalg via een hefboom en trekstangen in beweging wordt gebracht. [N 33, 13]
II-11
|
28115 |
blaasleiding |
blaasbuis:
blǭsbȳs (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
De leiding waarmee het opvulmateriaal door middel van samengeperste lucht in de ontkoolde ruimte wordt geblazen. Aan het einde van de leiding bevindt zich de vulschop. [N 95, 559; monogr.]
II-5
|
28113 |
blaasmachine |
blaasmachine:
blǭsmǝšīn (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Machine waarmee het opvulmateriaal, vaak wasserijstenen, onder druk in een op te vullen ruimte kan worden geblazen. [N 95, 557; monogr.]
II-5
|
28112 |
blaasmachinist |
blaasmachinist:
blǭsmašines (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
Arbeider die de blaasmachine bedient. [N 95, 137; monogr.]
II-5
|
28102 |
blaaspijler |
blaaspijler:
blǭspęjlǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Wilhelmina])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte door middel van een blaasmachine met van elders aangevoerde stenen wordt opgevuld. De invuller uit Q 3 schrijft over de blaaspijler dat dit een "taille" is waar de stenen voor de "stape" onder druk ingeblazen worden. [N 95, 538; monogr.]
II-5
|
24816 |
blaassilene |
tonnetje:
Veldeke blaassilene VD: = gewone silene (Silenus L.), verwant aan de koekoeksbloem
tunneke (Q111p Klimmen)
|
blaassilene [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blaad (Q111p Klimmen)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
33194 |
blad van de aanaardhandploeg |
schaar:
šǭr (Q111p Klimmen)
|
Het werkende deel van de aanaardhandploeg. [N 18, 46a; monogr.]
I-5
|
29734 |
blad van de haag |
blad:
blāt (Q111p Klimmen)
|
Verticale laag van één steenlengte. [N 98, 102; monogr.]
II-8
|
29937 |
blad van de troffel |
blad:
blāt (Q111p Klimmen)
|
Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.]
II-9
|