27839 |
springstof |
munitie:
mǝnysi (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
springstof:
špreŋštof (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609]
II-5
|
24963 |
springvloed |
springvloed:
sjpringvlood (Q111p Klimmen)
|
springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24609 |
springzaad |
balsemien:
Veldeke verbasterd tot belzjemien
balsemien (Q111p Klimmen),
belzemien:
-
belzjemien (Q111p Klimmen)
|
Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)] || reuzenbalsemien [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sjprinkhaan (Q111p Klimmen)
|
sprinkhaan [SGV (1914)]
III-4-2
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sjprootel (Q111p Klimmen),
sjprootele (Q111p Klimmen),
sjprotel (Q111p Klimmen),
sjprotele (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
sprokkelen:
sjprokkele (Q111p Klimmen)
|
sprokkelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
27900 |
sprong |
sprong:
šprøŋk (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Julia])
|
Aantal centimeters dat een stijl uit het lood staat. [N 95, 294; monogr.]
II-5
|
21007 |
spruiten |
spruiten:
sjproete (Q111p Klimmen),
spruitjes:
sjpruutjes (Q111p Klimmen),
sjprütjes (Q111p Klimmen)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
bottelen:
bottelen (Q111p Klimmen),
botten:
botte (Q111p Klimmen),
scheutmaken:
± WLD
sjêûtmake (Q111p Klimmen),
spruiten:
#NAME?
sprōēte (Q111p Klimmen),
uitlopen:
Veldeke
oetloupe (Q111p Klimmen)
|
bloemknoppen zetten || uitlopen v bomen || Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sjproete (Q111p Klimmen),
sjprōēte (Q111p Klimmen),
spruitje:
sjpruutjes (Q111p Klimmen)
|
[N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)]
I-7
|