24822 |
sterven van een plant |
afsterven:
āāfsjtèrreve (Q111p Klimmen),
kapot gaan:
kapotgao (Q111p Klimmen),
verdorren:
verdorre (Q111p Klimmen)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)] || verdorren
III-4-3
|
24059 |
stervensgebed |
gebed voor een stervende:
n gebed vuër `ne sjterrevende (Q111p Klimmen),
sterfgebed:
ut sterfgebed (Q111p Klimmen),
stervensgebed:
e sjtervesgebd (Q111p Klimmen),
t sjterrevesgebed (Q111p Klimmen)
|
Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
spijlen:
špīlǝ (Q111p Klimmen)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
29981 |
steunklos |
klos:
klǫs (Q111p Klimmen)
|
Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.]
II-9
|
34622 |
steunpaal voor opgeslagen hoogkar |
stijp:
štip (Q111p Klimmen)
|
Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82]
I-13
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
stevig:
sjtevig (Q111p Klimmen),
sjtevige kos (Q111p Klimmen)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
19308 |
stiekem |
achterrugs:
achterröks (Q111p Klimmen),
gemeen:
(van een persoon zegt men dat is enne duuster).
gemein (Q111p Klimmen),
on-ehrlich (< du.):
onieërlich (Q111p Klimmen),
stiekem:
sjtiekem (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
sti:kem (Q111p Klimmen),
Nb. heimelich = tam, mak, huiselijk.
sjtiekem (Q111p Klimmen)
|
achterbaks [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] || oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
snageren:
sjnaagərə (Q111p Klimmen),
sjnagere (Q111p Klimmen)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23552 |
stiekem uit de ampullen drinken |
aan de miswijn gaan:
aan d`r mèswìèn gao (Q111p Klimmen),
proeven:
preuve (Q111p Klimmen),
wijn snoepen:
wien schnoepe (Q111p Klimmen)
|
Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34050 |
stier |
duur:
dȳr (Q111p Klimmen),
stier:
štēr (Q111p Klimmen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|