19430 |
stof afnemen |
stub afdoen:
sjtöb aafdoi (Q111p Klimmen),
stubben:
sjtöbbe (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)] || stoffen (ww.) [SGV (1914)]
III-2-1
|
28208 |
stof binden |
stub binden:
štø̜p˱ beŋǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Stof kan heel makkelijk opdwarrelen bijvoorbeeld tijdens het personenverkeer. Om dit te verhinderen besproeit men steengangen, galerijen en laadplaatsen. Daarnaast wordt op daarvoor in aanmerking komende plaatsen een laagje calciumchloride op de vloer gestrooid (MBK IV pag. 60). De calciumchloridevlokken nemen water uit de ventilatielucht op, vervloeien en houden de vloer en het zich daarop bevindende stof vochtig, zodat het niet meer kan opdwarrelen. [N 95, 772]
II-5
|
24928 |
stof, zandx |
mul:
möl (Q111p Klimmen),
stof:
sjtoof (Q111p Klimmen),
sjtooɛ̄f (Q111p Klimmen),
stub:
jtöb (Q111p Klimmen)
|
stof [SGV (1914)]
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
blik:
blik (Q111p Klimmen),
schupje:
(schupke = blik; handveager = stoffer). samen met DC 15, 7b
schupke (Q111p Klimmen),
troffel:
troefel (Q111p Klimmen),
trufəl (Q111p Klimmen),
troffeltje:
truufelke (Q111p Klimmen)
|
blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)]
III-2-1
|
27819 |
stofbrij |
broei:
brøj (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Boorstof dat bij het boren met waterspoeling zich met het spoelwater bindt tot een brij. [N 95, 780]
II-5
|
27542 |
stofbril |
stubbril:
štø̜p˱brel (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Wanneer men werkzaamheden verricht waarbij de kans bestaat dat men iets in het oog krijgt, is een stofbril of veiligheidsbril voorgeschreven. Zulke werkzaamheden zijn o.a. slopen, slijpen, blazend vullen en schoonblazen met perslucht. [N 95, 886]
II-5
|
18357 |
stoffen pantoffel |
pantoffel:
pantoeffele (Q111p Klimmen),
slob:
sjlŏĕbe (Q111p Klimmen)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28203 |
stofgrendel, stofbarriere |
steenstubgrendel:
štęjštø̜pgrɛndǝl (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een aantal omklapbare planken, bevestigd aan de kappen van de ondersteuning van een mijngang, waarop een hoeveelheid steenstof of mergelstof is aangebracht. In geval van een mijngas- of kolenstofontploffīng worden de steenstofgrendels door de luchtdruk omvergeworpen en het steenstof, dat dan naar beneden valt en opdwarrelt, vormt een stof gordijn waarin de steekvlam, die achter de luchtdruk aankomt, wordt verstikt. [N 95, 238; N 95, 239; monogr.]
II-5
|
30654 |
stofkwast |
handborstel:
hant˱byǝštǝl (Q111p Klimmen),
hant˱bøštǝl (Q111p Klimmen),
kwispel:
kwespǝl (Q111p Klimmen),
stoffertje:
štø̜fǝrkǝ (Q111p Klimmen),
veger:
vē̜gǝr (Q111p Klimmen)
|
Handvegertje om het te schilderen oppervlak stofvrij te maken. [N 67, 43b]
II-9
|
28210 |
stofmasker |
stubmasker:
štø̜pmaskǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Masker dat tegen stof beschermt. Als men de stofmaskers op de voorgeschreven wijze gebruikte, boden ze afdoende bescherming. Er werd naar gestreefd maskers aan te schaffen die de hoogst mogelijke bescherming boden en daarbij de gebruikers toch zo weinig mogelijk last bezorgden (MBK IV pag. 48). Volgens Lochtman (pag. 43) zijn stofmaskers geschikt voor het personeel van mechanische pijlers, maar voor lichamelijk hardwerkende mensen zijn ze dat niet. [N 95, 774]
II-5
|