17901 |
stoten |
stoten:
sjtoeëte (Q111p Klimmen),
sjtoite (Q111p Klimmen)
|
stoten, stuiken [SGV (1914)] || Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20534 |
stoven |
stoven:
sjtove (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33805 |
straal |
straal:
štrǭl (Q111p Klimmen)
|
Veerkrachtig eeltweefsel, enigszins in de vorm van een pijlpunt (mnl. straal: pijl), dat de driehoekige ruimte van de achterrand van de steunsels van een paardehoef opvult. Tilt men de hoef op, moet er een goed ontwikkelde straal te zien zijn. Beginnend bij de bal van de voet en in één punt uitlopend naar de teen werkt de straal als een antislipmechanisme. Zie afbeelding 5. [JG 1a, 1b; N 8, 33 en 34]
I-9
|
21249 |
straat |
straat:
stroat (Q111p Klimmen)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
19538 |
straatbezem |
straatbezem:
sjtraotbessem (Q111p Klimmen),
stratenbezem:
straote-béssem (Q111p Klimmen)
|
bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21213 |
straatgoot |
goot:
göt (Q111p Klimmen),
grub:
Van Dale: grub, (gew.) greppel, vore; drooggevallen beek; kuil, putje.
gröb (Q111p Klimmen)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20301 |
straf geven |
straf geven:
sjtraf gêve (Q111p Klimmen),
straffen:
sjtroave (Q111p Klimmen)
|
straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)]
III-2-2
|
29830 |
strek |
hoge kant:
huǝgǝ, huǝx kant (Q111p Klimmen),
streklaag:
štrɛklǭx (Q111p Klimmen),
strekzijde:
štrek˲zij (Q111p Klimmen)
|
De lange smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17b; N 98, 173; monogr.]
II-8
|
27940 |
strekijzer |
strekijzer:
štrękīzǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
IJzer voorzien van haak en klem om metalen ondersteuningen in een mijngang tegen verschuiven te verankeren. [N 95, 365; N 95, 416; monogr.]
II-5
|
30141 |
strekkenlaag |
streklaag:
štreklǭx (Q111p Klimmen),
štręklǭx (Q111p Klimmen)
|
Laag in lengterichting liggende bakstenen. Zie ook het lemma 'Strek' in wld ii.8, pag. 75 en afb. 41. [N 31, 23a; monogr.]
II-9
|