21998 |
tegenwind |
kopwind:
mit kopwind (Q111p Klimmen)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind tegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
telefoon (Q111p Klimmen),
tillefoon (Q111p Klimmen)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
telefooncel:
telefooncel (Q111p Klimmen),
tillefoonsél (Q111p Klimmen)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
telegram (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
tillegram (Q111p Klimmen)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)] || telegram [SGV (1914)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
brengen:
breŋǝ (Q111p Klimmen),
trekken:
trękǝ (Q111p Klimmen),
zetten:
zętǝ (Q111p Klimmen)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
18840 |
teleurgesteld (worden) |
bedrogen:
bedraoge oetkòmme (Q111p Klimmen),
bedraoge oetkómme (Q111p Klimmen)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] || niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30619 |
temperen |
aanmaken:
āmākǝ (Q111p Klimmen),
ānmākǝ (Q111p Klimmen),
mengen:
meŋǝ (Q111p Klimmen),
temperen:
tɛmpǝrǝ (Q111p Klimmen)
|
Het vermengen van de droge verfstoffen met olie. [N 67, 26a]
II-9
|
30622 |
tempermes |
tempermes:
tɛmpērmɛts (Q111p Klimmen),
tɛmpǝrmɛts (Q111p Klimmen)
|
Dun, meer of minder veerkrachtig, geheel plat mes met afgerond uiteinde. Het tempermes wordt door de schilder gebruikt om kleine hoeveelheden verf te mengen en om gewreven verf van de wrijfsteen af te schrapen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Olieverf'. [N 67, 26f]
II-9
|
24004 |
ten doop houden |
de dopeling vasthouden:
der duipeling vas hauwte (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
ten doop houden:
ten doup hawte (Q111p Klimmen),
ter doop houden:
ter duip hawte (Q111p Klimmen)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
aafmake (Q111p Klimmen)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|