e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuieren spannen: španǝ (Klimmen), tuieren: tø̜i̯ǝrǝ (Klimmen) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierhamer koehamer: kou̯hāmǝr (Klimmen), riethamer: rīthāmǝr (Klimmen) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal stap: štap (Klimmen), tuierhout: tȳrhǫu̯t (Klimmen), tuierpaal: tøi̯ǝrpǭl (Klimmen), tø̜i̯ǝrpǭl (Klimmen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats spansel: špɛnsǝl (Klimmen) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuigleer, zadelleer huid: hūt (Klimmen) Het leer zoals de zadelmaker dat van de looier betrekt. Het is bestemd voor zadel, haam en riemen van paarden. Het woordtype bloot duidt op huid of vel waarvan de haren verwijderd zijn. [N 36, 1; Li 1963, 45] II-10
tuimelen, over de kop gaan veilingkosten: de veilingkoste (Klimmen) het dubbele opbrengen van het oorspronkelijke bod op een veiling [tuimelen] [N 89 (1982)] III-3-1
tuin koolhof: (Tuin).  koilef (Klimmen) hof [SGV (1914)] III-2-1
tuinbonen morenbonen: + WLD  môêrebôên (Klimmen), Veldeke  moeëreboeën (Klimmen), paardsbonen: ± WLD is iets kleiner (dan de môêrebôên of wöllebôên)  paesjbôên (Klimmen), wollebonen: Veldeke ook  wölleboéën (Klimmen), ± WLD  wöllebôên (Klimmen) Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] I-7
tuinhuisje zomerhuisje: zoimerhŭŭske (Klimmen) priëel [SGV (1914)] III-2-1
tuinkers kers: + WLD  kaarsj (Klimmen) Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)] I-7