23907 |
van de duivel bezeten |
met de duivel bezeten:
mit der duvel bezaete (Q111p Klimmen),
van de duivel bezeten:
van der duuvel bezeete (Q111p Klimmen),
van dr duvel bezète (Q111p Klimmen)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34497 |
van de leg afraken |
lagen:
lǭgǝ (Q111p Klimmen),
van de leg af:
van dǝr lęq āf (Q111p Klimmen)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
19236 |
van katoen geven |
zich anstrengen (du.):
zich aasjtrenge (Q111p Klimmen)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afdoen:
āfdūn (Q111p Klimmen)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
muiten:
mūtǝ (Q111p Klimmen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vange (Q111p Klimmen)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
dril:
de drille (Q111p Klimmen),
’n dril (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet de inrichting waardoor de duiven wel het hok binnen kunnen maar niet eruit, of omgekeerd? [N 93 (1983)] || Hoe heet een van de daarbij scharnierende draden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30501 |
vangtand |
gaffel:
gafǝl (Q111p Klimmen
[(diminutief: gɛfǝlkǝ)]
),
vangtand:
vaŋtant (Q111p Klimmen)
|
Het gaffelvormig uiteinde van het drijfbord dat soms wordt gebruikt om de dekgarden naar beneden te drukken als ze worden vastgebonden. [N F, 25]
II-9
|
28252 |
vangwerk |
vangklauwen:
vanklǫwǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.]
II-5
|
24518 |
varen (alg.) |
varen:
Veldeke
vare (Q111p Klimmen)
|
Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)]
III-4-3
|