32219 |
vellingspanner |
vellingspanner:
vɛleŋšpanǝr (Q111p Klimmen)
|
Houten werktuig waarmee men de velgsegmenten van een klein wiel, bijvoorbeeld van een kruiwagen, bijeen houdt en aanspant. Het bestaat uit een touw dat om de velgsegmenten wordt geslagen en door middel van een schroef of draaispil wordt aangespannen. Zie ook afb. 191. Volgens de respondenten uit Oirsbeek (Q 33) en Klimmen (Q 111) werd de vellingspanner weinig gebruikt. [N G, 14]
II-12
|
23547 |
velum |
velum (lat.):
velum (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen)
|
Het velum [veeloem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20660 |
venkel |
venkel:
vinkel (Q111p Klimmen),
+ WLD
vinkel (Q111p Klimmen),
Veldeke
vinkel (Q111p Klimmen),
± WLD
vènkel (Q111p Klimmen)
|
venkel [SGV (1914)] || Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venstǝrbaŋk (Q111p Klimmen)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
blaffeturen:
blafǝtȳrǝ (Q111p Klimmen),
slagen:
šlē̜x (Q111p Klimmen),
vensterslagen:
venstǝršlē̜x (Q111p Klimmen)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30773 |
vensterglas |
ruit:
rūt (Q111p Klimmen),
vensterglas:
venstǝrglās (Q111p Klimmen),
vensterruit:
venstǝrrūt (Q111p Klimmen)
|
Het voor glasruiten meest gebruikte materiaal. Vensterglas is leverbaar in drie diktes: enkeldik: 1,5 à 2 mm, dubbeldik: 3 à 4 mm en tripel 4 à 8 mm dik. [N 67, 89b; monogr.; Vld.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blafǝtȳrǝ (Q111p Klimmen),
blinden:
bleŋ (Q111p Klimmen),
slagen:
šlē̜x (Q111p Klimmen
[(enkelvoud: šlāx)]
)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
29898 |
ventilatiepan |
ventilatiepan:
vɛntǝlāsipan (Q111p Klimmen)
|
Dakpan met een ventilatie-opening. Een dergelijke opening werd in Q 202 een loftlok (loflǭk) genoemd. [N 32, 45a]
II-8
|
34131 |
ver uitspringende hielen |
sabelhakken:
sābǝlhakǝ (Q111p Klimmen)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
verangere (Q111p Klimmen),
verangére (Q111p Klimmen)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|