e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verzuimen wegens ziekte (de) ziekenkaart hebben: dǝr zīkǝkārt hø̜bǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), de krankenschijn hebben: dǝ kraŋkǝšīn hø̜bǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]) Niet op het werk verschijnen door ziekte. Volgens de informant van Q 15 moest men dit melden aan het AMF, het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Staatsmijnen in Limburg. Men kreeg dan de z.g. ziekenkaart waar de controleur en de controlerende geneesheer aantekeningen op maakten. Deze kaart was grijs van kleur. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.] II-5
vespers vesper (lat.): de vesper (Klimmen, ... ), də vɛspər (Klimmen), vespers (<lat.): vespers (Klimmen) De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND] III-3-3
vest kamizool: kamǝzǭl (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), kamizool (<fr.): kamezoal (Klimmen), ⁄t kammezaol (Klimmen), Fr. camisole  kammezoal (Klimmen), vesting: vesting (Klimmen), wal: wal (Klimmen) de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Vest dat op de Oranje-Nassaumijnen I, III en IV door het toezichthoudend personeel werd gedragen. [N 95, 64 add.] II-5, III-1-3, III-3-1
vestzakje kamizoolstasje (<fr.): kammezaols-tesjke (Klimmen), kamizooltasje (<fr.): kammezaoltésjke (Klimmen), urentasje: oeretésjke (Klimmen) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
vet te mesten stierkalf maststiertje: masštērkǝ (Klimmen) Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a] I-11
vet te mesten vaars mastvaars: (mv)  masvē̜žǝ (Klimmen) [N 3A, 75c] I-11
vetkoe vetbeest: vɛtbīǝs (Klimmen) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11
vetmesten masten: mastǝ (Klimmen), mesten: męstǝ (Klimmen), vet maken: vɛt mākǝ (Klimmen) Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.] I-11
vetweide vetwei: vɛtwɛi̯ (Klimmen) Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.] I-8
vetweiden op de vetweide laten lopen: ǫp dǝ vɛtwɛi̯ lǭtǝ lau̯pǝ (Klimmen) Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b] I-11