e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
warm weerx warm (weer): werm (Klimmen), werm waer (Klimmen), werrem (Klimmen), wèrrem (Klimmen) warm [DC 44 (1969)], [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)] III-4-4
was was: wĕsj (Klimmen) wasch [SGV (1914)] III-2-1
wasbeits wasbeits: was˱bęjts (Klimmen) Beits waaraan was is toegevoegd. [N 67, 25b] II-9
wasbord wasbred: wesjbraet (Klimmen), wèsjbraed (Klimmen) de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)] III-2-1
wasdraad spintlicht: `t sjpintleech (Klimmen), sjpintleech (Klimmen) De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wasgoed was: pasgewesche en gedraogde wesch (Klimmen), wesj (Klimmen), wèsj (Klimmen), \"ich hub de wèsj oet\"(= klaor).  wèsj (Klimmen) Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] || wasgoed [DC 35 (1963)] III-2-1
waskuip wastijn: wɛštin (Klimmen) Houten kuip waarin men wasgoed wast. [N E, L; L 17, 18a; S 19; monogr.] II-12
waslokaal badlokaal: badlokaal (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Emma]), washok: wɛšhǫk (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), waskouw: wɛškǫw (Klimmen [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Ruimte waarin de mijnwerker dagelijks na gedane arbeid zich waste of waarin men elkaar de rug waste. Zie ook het lemma Onder De Douche Staan. [N 95, 8; monogr.; N 95, 71] II-5
wasmand wasmandel: wɛšmaŋǝl (Klimmen) In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
wasserij wasserij: wɛšǝri (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Plaats waar de kolen gewassen worden. Het wasproces heeft tot doel de stenen van de kolen te scheiden. [N 95, 13; Vwo 472; Vwo 851; Vwo 852; monogr.] II-5