e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worteltje hollandse moortjes: hollesje muurkes (Klimmen), moortjes: muurkes (Klimmen) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] I-7
wrang sleeuw: sjliēē (Klimmen) wrang [DC 26 (1954)] III-2-3
wrat wrattel: vrattel (Klimmen) wrat [SGV (1914)] III-1-2
wreef wregel: vreigel (Klimmen), vrijgəl (Klimmen) wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
wrijfsteen stamper: štampǝr (Klimmen), wrijfsteen: vrīfštęjn (Klimmen) Matglazen of marmeren plaat waarop met behulp van een glazen of stenen loper kleine hoeveelheden verf worden aangemaakt. De verf wordt daartoe in kleine hoeveelheden, tot een dikke, rulle pasta aangemengd, op de steen gebracht en zo lang gewreven tot een volkomen homogene massa verkregen is. [N 67, 26d] II-9
wrijven wrijven: vrieve (Klimmen) Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wringen wringen: vringe (Klimmen) Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)] III-1-2
wringhaak wringijzer: vreŋīzǝr (Klimmen) IJzeren haak om ijzer om te buigen. Het werktuig wordt gebruikt om een bij het smeden bij vergissing scheef omgebogen deel weer recht te buigen (Kuyper, pag. 167). Zie ook afb. 47. [N 33, 282] II-11
wringijzer wringijzer: vreŋīzǝr (Klimmen) Een in het midden wat breder uitlopende staaf met één tot drie gaten waarin de vierkante kop van de tap past. Er bestaan ook wringijzers met een verstelbaar gat waarin diverse types tappen passen. Het wringijzer dient om de tap bij het tappen van schroefdraad rond te draaien. Zie ook afb. 96 en de toelichting bij het lemma "tap". [N 33, 304; N 64, 65d] II-11
wroeten wroetelen: vreutele (Klimmen, ... ), vrø̄tǝlǝ (Klimmen) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)] I-12, III-1-2