24070 |
zaliger gedachtenis |
... zaliger:
vader of moeder seliger (Q111p Klimmen),
vader/moeder ziëliger (Q111p Klimmen),
... zaliger gedachtenis:
zieëliger gedechtenis (Q111p Klimmen),
ziëlliger gedachtenis (Q111p Klimmen)
|
Zaliger gedachtenis (vader/moeder/..). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23915 |
zaligheid |
zaligheid:
de zieeligheid (Q111p Klimmen),
zeeligheit (Q111p Klimmen),
ziëligheid (Q111p Klimmen)
|
Zaligheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19436 |
zand strooien |
strooien:
sjtrŭĭ-je (Q111p Klimmen),
zand strooien:
zand sjtruie (Q111p Klimmen)
|
Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33678 |
zand, zandgrond |
konijnsgrond:
knīnsgront (Q111p Klimmen),
zand:
zant (Q111p Klimmen),
zandgrond:
zandgrond (Q111p Klimmen)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
29682 |
zandbak |
zandbak:
zant˱bak (Q111p Klimmen)
|
Bak waarin een voorraad zand voor het zanden van de vormen werd opgeslagen. [N 98, 81; monogr.]
II-8
|
24967 |
zandbank |
zandbank:
zandbank (Q111p Klimmen),
⁄n zandbank (Q111p Klimmen)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29679 |
zanden |
zanden:
zantǝ (Q111p Klimmen)
|
De kleibol of de binnenkant van de natgemaakte vorm met zand bestrooien. [N 98, 82; monogr.]
II-8
|
23859 |
zandfiguren bij de processie |
zandloper(s):
de zandluipesj (Q111p Klimmen),
zandleuper (Q111p Klimmen)
|
De zandfiguren die op straten en stoepen worden gestrooid. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korentje:
e käörke zand (Q111p Klimmen),
⁄n käörke zand (Q111p Klimmen),
zandkorentje:
e zandkäörke (Q111p Klimmen),
zandkäörke (Q111p Klimmen)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29626 |
zandschop |
roffelschup:
rufǝlšø̜p (Q111p Klimmen)
|
Geronde zandschop, gebruikt om de losse kleikruimels op te scheppen. Het woordtype batsje (L 297) duidt een zandschop aan die in de gresbuizenindustrie werd gebruikt. [N 98, 36; monogr.]
II-8
|