e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijn pasen doen paascommunie (<lat.): Poschkommunne (Klimmen), paascommunie (<lat.) houden: de paosjkemune hawte (Klimmen), zijn pasen houden: zien Paosje hawte (Klimmen) De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)] || op hoge feestdagen te communie gaan (ter hoogtij(d) gaan). [N 96D (1989)] III-3-3
zijn pasen houden zijn pasen houden: zien paosj hawte (Klimmen), zien paosje hawte (Klimmen), zien paosje houte (Klimmen) Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)] III-3-3
zijn tevredenheid betuigen zich freuen (du.): zich vruie (Klimmen) genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] III-1-4
zijpad zijgang: dr ziejgank (Klimmen), dr zĭĕjgank (Klimmen), ziejgank (Klimmen) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijspleet in de overrok scheurslok: sjieërslaok (Klimmen), sjûûrslaok (Klimmen), schreurslok: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), &lt;gew.&gt; kleermaker.]  sjruersj-laok (Klimmen) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3
zijtak zijtak: #NAME?  ziej-tak (Klimmen), Veldeke  ’ne ziejtak (Klimmen) Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3
zijwand schot: (mv)  šǫtǝ (Klimmen), stoot: štuǝs (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale, Wilhelmina]), zijplanken: zii̯plaŋkǝ (Klimmen), zijschot: zišǫt (Klimmen), (mv)  zišǫtǝ (Klimmen) De zijwand van een ruimte in de ondergrondse werken. De woordtypen "ondenlangsstoot", "onderlangsstoot", "ovenlangsstoot" en "overlangsstoot" (Q 121) zijn van toepassing op de zijwand van een galerij. Omdat de steenkoollaag gewoonlijk een zekere hoek maakt met het horizontale vlak, is de afstand van de laag tot het dak van de galerij aan de ene zijwand groter dan aan de andere. De wand waarin die afstand het grootst is, noemt men de "ondenlangsstoot" of "onderlangsstoot", de andere de "ovenlangsstoot" of "overlangsstoot" (Lochtman pag. 72). [N 95, 197; monogr.; Vwo 496] || Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13, II-5
zijwortel loopwortelen: de laopwortelle (Klimmen) (dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)] III-4-3
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder zil: = 2000 vierkante meter.  zil (Klimmen) de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)] III-4-4
zilverbrons zilverbrons: zelǝvǝrbrons (Klimmen) Zilverkleurig verfpoeder, bestaande uit een legering van tin en zink. [N 67, 10b] II-9