24922 |
aarde, grond |
aarde:
êrd (Q111p Klimmen)
|
aarde (grond) [SGV (1914)]
III-4-4
|
18905 |
aarden |
aarden:
aarde (Q111p Klimmen),
gewennen:
gewenne (Q111p Klimmen)
|
zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden duppen:
ē̜rdǝ dø̜pǝ (Q111p Klimmen)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19509 |
aardewerk |
aardegoed:
aerdegood (Q111p Klimmen)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23315 |
aardmannetje (kabouter) |
alvermannetje:
havermenneke (Q111p Klimmen)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
17653 |
aars |
aarslok:
aasjlaok (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
kont:
kǫnt (Q111p Klimmen),
lok:
laok (Q111p Klimmen),
look (Q111p Klimmen),
stinkerd:
sjtinkert (Q111p Klimmen),
vot:
vǫt (Q111p Klimmen),
votlok:
votlaok (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars, darmuitgang [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
I-9, III-1-1
|
17654 |
aarsspleet |
gangerd:
gengert (Q111p Klimmen),
gèngert (Q111p Klimmen),
reet:
rîêt (Q111p Klimmen)
|
aarsspleet tussen de billen [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
24073 |
aartsbisschop |
aartsbisschop:
`ne aartsbössjep (Q111p Klimmen),
eine aerdsbusschep (Q111p Klimmen),
enne aartsbössjep (Q111p Klimmen)
|
Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23897 |
aartsengel |
aartsengel:
`nen aartsingel (Q111p Klimmen),
eine eerdsingel (Q111p Klimmen),
enne aartsingel (Q111p Klimmen)
|
Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
roeten-oas (Q111p Klimmen)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|