20109 |
korenbloem |
korenbloem:
korǝblǫu̯m (K359p Koersel)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
33092 |
korenmijt zetten |
zetten:
zętǝ (K359p Koersel)
|
Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (K359p Koersel),
dijmpig (K359p Koersel)
|
hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18216 |
korte laars |
get:
guet (K359p Koersel)
|
Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
21978 |
korteafstandsvlucht |
vitesse:
vitesse (K359p Koersel)
|
korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
26630 |
kortmeel |
kortmeel:
kǫrtmēl (K359p Koersel)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
23274 |
koster |
koster:
de köuster (K359p Koersel),
k^östər (K359p Koersel)
|
koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)]
III-3-3
|
21550 |
kostschool |
kostschool:
kostschool (K359p Koersel),
pensionaat (<fr.):
pensionaat (K359p Koersel, ...
K359p Koersel,
K359p Koersel,
K359p Koersel),
pen als in `t franse "penser
pensionaat (K359p Koersel)
|
kostschool [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kərbənōͅjə (K359p Koersel),
Syst. Frings
karbōnādə (K359p Koersel),
kotelet:
kortleͅtən (K359p Koersel),
kortəleͅtən (K359p Koersel)
|
Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18195 |
kous: algemeen |
kous:
kōs (K359p Koersel),
boven de knie
kōͅs (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
sportkous:
onder de knie
sportkos (K359p Koersel)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || kous, kousen (mv.) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|