19621 |
kouter |
kouter:
kō.tǝr (K359p Koersel),
kouterijzer:
kō.tǝrē̜.zǝr (K359p Koersel),
ploegkouter:
[ploeg]kō.tǝr (K359p Koersel)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
19231 |
kouwe drukte |
veel beschaar:
veul beschaar (K359p Koersel)
|
veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
22858 |
kraaltjes |
korentjes:
[sic]
kø.rəkəs (K359p Koersel)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
lip:
løp (K359p Koersel),
vanne:
ván (K359p Koersel)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
krūnəkrōͅn (K359p Koersel),
(geen fon doc.)
kroenekraan (K359p Koersel)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
krabben:
krabn (K359p Koersel),
krabən (K359p Koersel),
kretsen:
kreͅtsn (K359p Koersel),
kreͅtsən (K359p Koersel)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33896 |
krampig |
kramppotig:
krampuǝtex (K359p Koersel)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gazet (K359p Koersel),
gazeͅt (K359p Koersel),
gezzèt (K359p Koersel)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
20708 |
krentenbol |
brioche (fr.):
Syst. Frings
brioš (K359p Koersel)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
krente-brood (K359p Koersel),
krentenmik:
Syst. Frings
krentəmek (K359p Koersel)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|