19822 |
mannelijke kat, kater |
kater:
kaoter (K359p Koersel),
kōͅtər (K359p Koersel),
koͅtər (K359p Koersel)
|
kater [Goossens 1b (1960)], [ZND A1 (1940sq)] || mannelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
23240 |
maria-hemelvaart |
halfoogst:
Half oegst (K359p Koersel),
onze-lieve-vrouw-halfoogst:
OLV half ugst (K359p Koersel),
onze-lieve-vrouw-hemelvaart:
onze lei:ve vroow hoe:məlvaort (K359p Koersel)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
dwars euver de mert (K359p Koersel),
dwijrs euver de mèrt (K359p Koersel),
mɛrt (K359p Koersel),
ən mert (K359p Koersel)
|
Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] || een markt [ZND A1 (1940sq)] || markt [RND]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
ps. deels omgespeld volgens Frings.
myrmərə} beeld (K359p Koersel)
|
marmeren beeld [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
ps. deels omgespeld volgens Frings.
myrmərə} beeld (K359p Koersel)
|
Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
19185 |
martelen |
martelen:
meͅrtələ (K359p Koersel)
|
martelen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
22440 |
masker |
mombakkes:
mombakkes (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
mondbakkes:
monbakkes (K359p Koersel)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33044 |
mathaak |
pikhaak:
pekhōǝk (K359p Koersel)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
22491 |
matsen |
bijeenspelen:
bijeenspelen (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (K359p Koersel)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|