18129 |
mazelen |
mazelen:
maozelen (K359p Koersel)
|
de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
18855 |
medelijden |
compassie:
compassij (K359p Koersel),
kompassie (K359p Koersel)
|
medelijden [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
21038 |
meel |
meel:
mē ̞ǝl (K359p Koersel),
mēǝl (K359p Koersel)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
25478 |
meelopslagplaats |
opslagplaats:
opslagplaats (K359p Koersel)
|
De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e]
II-1
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
twee schuppen (graven):
twī sxøpǝn (K359p Koersel),
twee schuppen diep (graven):
twī sxøpǝn dīp (K359p Koersel)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
meerderjaorig (K359p Koersel, ...
K359p Koersel,
K359p Koersel)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
meester:
heͅ hoͅd veul van Vader en moeder, van Pa en Ma, van Nonk en Tant, van Miester en Buur, van den timmerman (K359p Koersel),
hé hadt veul va Vaader en moëder, va Pa en Moë, va Oem en Tant, va Miester en Buurman, va den timmerman (K359p Koersel),
mistər (K359p Koersel)
|
(school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
22496 |
meetje steken |
schraampje kappen:
schremke kappen (K359p Koersel)
|
Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22458 |
mei |
meiboom:
meiboom (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22452 |
meiboom |
meiboom:
meiboom (K359p Koersel)
|
De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|