e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middelste kegel negenman: negenman (Koersel) De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)] III-3-2
middendeel van het paard romp: ro.mp (Koersel) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dombān (Koersel) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
mier muurzeik: muurzeik (Koersel), muurzêêk (Koersel, ... ) mier || mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] || zwarte huismier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)] III-4-2
mijt afdekken afdekken: āf˱dękñ (Koersel), dekken: dękǝ (Koersel) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikə (Koersel) lonken (mikken) [RND] III-3-2
minderjarig minderjarig: znd 31, 23a  minderjaarig (Koersel) minderjarig [ZND 31 (1939)] III-2-2
mismaakt mismaakt: mismaakt (Koersel) het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)] III-1-2
mist, nevel (alg.) dikke smoorlucht: een dikke smoorloëcht (Koersel), domplucht: domploecht (Koersel), nevellucht: nevelloecht (Koersel) mist, nevel [ZND 39 (1942)] III-4-4
modder, slijk drek: drek (Koersel), moos: moos (Koersel, ... ), mô.s (Koersel) modder, slijk [RND 8], [ZND 39 (1942)] III-4-4