e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
papier papier: papier verfrommele (Koersel) papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-3-1
paraplu paraplu: ich hem mēnen paraplue in de stoetie leuten steun (Koersel), ixɛm minə paraply in də stesi lytə styn (Koersel), ne paraplu (Koersel, ... ), ne parapluj (Koersel), ne parrəplu (Koersel), nə paraply (Koersel) paraplu [ZND 40 (1942)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)] III-1-3
paren van de duiven paren: paren (Koersel), pōͅ.rə (Koersel) Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] || Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `dorp`  z. toel. (Koersel), `gemeente met pastoor`  een parochiej (Koersel), `kerkelijke gemeent met een pastoor`  z. toel. (Koersel), `zelden gebruikt`  perrochie (Koersel) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pasen pasen: poschen velt laot (Koersel) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nøxtǝrǝ [kalf] (Koersel) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen passen: passe (Koersel), pasǝ (Koersel) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] II-7, III-1-3
pasteitje vid: Syst. Frings  fidē (Koersel) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastoor pastoor (<lat.): pə’stû.ər (Koersel) pastoor [RND] III-3-3
patates frites friet: Syst. Frings  fret (Koersel) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3